EVA-Hof 15 jaar
Nieuwsbericht | 29-10-2009
Het kleine EVA-Hof bestaat uit drie rechters: uit Liechtenstein, IJsland en Noorwegen. Sinds 1994 heeft het EVA-Hof in ongeveer 100 zaken uitspraak gedaan. De EVA-overeenkomst knoopt aan bij het EG-recht. De ontwikkeling van de EVA moet parallel lopen aan die van de EG. Hierdoor is het EVA-Hof gebonden aan de jurisprudentie van het EG-Hof.
Baudenbacher vraagt zich echter af waarom het EG-Hof niet andersom ook gebonden zou moeten zijn aan uitspraken van het EVA-Hof. Daar is niets over bepaald. Dit terwijl de overgrote meerderheid van zaken bij het EVA-Hof nieuwe rechtsvragen zijn.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat het EVA-Hof zou bestaan uit rechters van het EG-Hof en rechters uit de drie EVA-landen. Het EG-Hof vond echter dat dit systeem in strijd was met het Europese recht (Advies 1/91), omdat de EVA-overeenkomst in de ogen van het Hof een ‘gewone’ internationale overeenkomst was, terwijl het EG-verdrag van een andere orde was. Al snel oordeelde het EVA-Hof dat ook de EVA-overeenkomst een bijzonder karakter heeft (sui generis), net zoals het EG-recht. Het EVA-Hof knoopt in zijn jurisprudentie daarom aan bij het EG-recht. Het advies van het Hof uit 1991 is dus door de praktijk ingehaald, zo vindt Baudenbacher.
Het EG-Hof en de Advocaten-Generaal halen de jurisprudentie van het EVA-Hof regelmatig aan. Baudenbacher geeft een indrukwekkende lijst met rechtsvragen die het EG-Hof met behulp van de rechtspraak van het EVA-Hof heeft opgelost. Dat toont volgens hem aan dat het EVA-Hof een belangrijke rol speelt in de Europese rechtsontwikkeling.