Geen algemene uitsluiting van asielstatus voor leden terroristische organisatie

Contentverzamelaar

Geen algemene uitsluiting van asielstatus voor leden terroristische organisatie

Personen kunnen niet worden uitgesloten van een asielstatus enkel omdat ze hebben behoord tot een terroristische organisatie. Er moet in elk concreet geval een individueel onderzoek plaatsvinden of de betrokken persoon verantwoordelijk kan worden gesteld voor de terroristische daden. Dat is de uitspraak van het EU-Hof in een zaak van twee Turkse mannen die in Duitsland asiel hebben aangevraagd. De mannen waren oud-leden van de Koerdische bewegingen Dev Sol en de PKK. Beide organisaties staan op de EU-terrorismelijst.

Het betreft het arrest van het EU-Hof van 9 november 2010 (C-57/09 en C-101/09), Bundesrepublik Deutschland tegen B en D.

De uitspraak gaat over de uitleg van artikel 12 van de EU-kwalificatierichtlijn (2004/83), een afspiegeling van artikel 1F van het VN-vluchtelingenverdrag.

Het Hof oordeelt dat aan een besluit van de bevoegde autoriteit tot uitsluiting van een persoon van de vluchtelingenstatus een individueel onderzoek van specifieke feiten vooraf moet gaan. Daaruit moet kunnen worden opgemaakt of er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat deze persoon een ernstig, niet-politiek misdrijf heeft begaan of zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties. De enkele omstandigheid dat een persoon heeft behoord tot een organisatie die terroristische methoden toepast, kan niet automatisch tot gevolg hebben dat hij van de vluchtelingenstatus wordt uitgesloten.

Een persoon kan volgens het EU-Hof alleen van de vluchtelingenstatus worden uitgesloten indien hij individueel verantwoordelijk is voor de daden van een dergelijke organisatie. Voor het vaststellen van de individuele verantwoordelijkheid moet de bevoegde autoriteit bij het onderzoek nagaan welke rol een persoon heeft vervuld bij de betrokken daden; welke positie hij had binnen de organisatie, welke kennis hij had of had moeten hebben van de activiteiten van de organisatie; en in hoeverre sprake was van op hem uitgeoefende pressie dan wel van andere factoren die zijn gedrag zouden hebben kunnen beïnvloed.

Bij een persoon die een vooraanstaande positie heeft bekleed binnen een dergelijke organisatie mag de bevoegde autoriteit ervan uitgaan dat deze persoon individueel verantwoordelijk is, mits alle relevante omstandigheden zijn onderzocht.

Een persoon kan ook worden uitgesloten van de vluchtelingenstatus wanneer hij geen actueel gevaar oplevert voor de lidstaat van ontvangst omdat de uitsluitingsgronden van de EU-kwalificatierichtlijn (2004/83) slechts zijn gericht op het bestraffen van gedrag in het verleden..

Het Hof benadrukt tot slot dat een persoon die op grond van de richtlijn wordt uitgesloten van de vluchtelingenstatus een beschermingsstatus overeenkomstig het nationale recht kan worden toegekend, zolang maar een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de nationale beschermingsstatus en de vluchtelingenstatus.