Geen automatische nietigverklaring kredietcontract bij oneerlijke bedingen

Contentverzamelaar

Geen automatische nietigverklaring kredietcontract bij oneerlijke bedingen

Oneerlijke bedingen in een consumentenovereenkomst leiden op grond van EU-recht niet per definitie tot nietigverklaring van de gehele overeenkomst. Zelfs niet als dit voor de consument gunstiger is. Het staat de lidstaten wel vrij om een hoger beschermingsniveau voor consumenten in te stellen en de nietigverklaring van het hele contract in de nationale wet te regelen. Dit heeft het EU-Hof bepaald.

Het betreft hier het arrest van het EU-Hof van 15 maart 2012 in de zaak C-453/10 Pereničová

Pereničová en Perenič hebben een overeenkomst gesloten met een consumentenkredietverstrekker. Niet alleen klopt het in de overeenkomst opgenomen werkelijke rentepercentage niet maar ook bevat deze overeenkomst een reeks ongunstige bedingen voor Pereničová en Perenič. Op verzoek van een Slowaakse arrondissementsrechtbank beantwoordt het EU-Hof prejudiciële vragen over richtlijn 93/13 inzake oneerlijke bedingen.
Richtlijn 93/13 berust op de gedachte dat de consument zich tegenover de beroepsbeoefenaar in een zwakke onderhandelingspositie bevindt en beoogt de gelijkheid tussen partijen te herstellen. Een nationale rechter die vaststelt dat bedingen in een overeenkomst oneerlijk zijn, moet op grond van deze richtlijn dan ook alle uit het nationale recht voortvloeiende gevolgen trekken zodat de consument niet door die bedingen is gebonden. Daarnaast moet de nationale rechter beoordelen of de betrokken overeenkomst nog zonder die oneerlijke bedingen kan voortbestaan. Bij de uitleg van richtlijn 93/13 acht het Hof niet alleen de positie van de consument van belang maar ook de rechtszekerheid voor economische activiteiten. De positie van de consument bij een overeenkomst kan niet worden beschouwd als doorslaggevend criterium voor het verdere lot van die overeenkomst. Een nationale rechter mag zich dan ook niet uitsluitend baseren op de voor de consument eventueel gunstige gevolgen van de nietigverklaring van die overeenkomst in haar geheel.

Richtlijn 93/13 heeft volgens het EU-Hof slechts een gedeeltelijke en minimale harmonisering van de nationale wettelijke regelingen inzake oneerlijke bedingen tot stand heeft gebracht. Aan de lidstaten is de mogelijkheid gelaten om een hoger beschermingsniveau na te streven dan het niveau waarin de richtlijn voorziet. Richtlijn 93/13 verbiedt de lidstaten dan ook niet, zo bepaalt het Hof, om te voorzien in een nationale regeling op grond waarvan een overeenkomst tussen een beroepsbeoefenaar en een consument die een of meerdere oneerlijke bedingen bevat, in haar geheel nietig kan worden verklaard wanneer blijkt dat dit de consument een betere bescherming biedt.