Geen hoger beroep tegen een prejudiciële verwijzing mogelijk

Contentverzamelaar

Geen hoger beroep tegen een prejudiciële verwijzing mogelijk

Een hogere rechter is niet bevoegd een prejudiciële vraag van een lagere rechter aan het EG-Hof van Justitie ongedaan te maken. Alleen de rechter die de vraag heeft gesteld kan deze intrekken of wijzigen. Dat heeft het EG-Hof geantwoord op vragen van een Hongaarse rechter.

Deze principiële uitspraak deed het EG-Hof op 16 december 2008 in de zaak Cartesio (C-210/06).
De relevante overwegingen van het Hof luiden als volgt:

“95 In het geval van toepassing van nationale rechtsregels inzake het recht om op te komen tegen een beslissing waarbij een prejudiciële verwijzing wordt gelast, welke regels zich kenmerken door het feit dat het gehele hoofdgeding aanhangig blijft bij de verwijzende rechter en alleen tegen de verwijzingsbeslissing een beperkt hoger beroep wordt ingesteld, zou aan de bij artikel 234 EG aan de rechter van eerste aanleg verleende autonome bevoegdheid om zich tot het Hof te wenden, afbreuk worden gedaan, indien de appèlrechter, door de verwijzingsbeslissing te wijzigen, door deze te vernietigen en door te gelasten dat de rechter die de verwijzingsbeslissing heeft gegeven, de behandeling van de geschorste nationale procedure hervat, de verwijzende rechter zou kunnen beletten om de hem bij het EG-Verdrag toegekende bevoegdheid om zich tot het Hof te wenden, uit te oefenen.

96 Overeenkomstig artikel 234 EG ligt de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de relevantie en de noodzaak van de prejudiciële vraag in beginsel immers uitsluitend bij de rechter die de prejudiciële verwijzing gelast, onder voorbehoud van de beperkte toetsing door het Hof volgens de in punt 67 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak. Het staat dus aan de verwijzende rechter om de consequenties te trekken uit een vonnis in hoger beroep tegen de beslissing waarbij de prejudiciële verwijzing wordt gelast, en in het bijzonder om tot de slotsom te komen dat zijn verzoek om een prejudiciële beslissing moet worden gehandhaafd, gewijzigd dan wel ingetrokken.

97 Daaruit volgt dat het Hof zich in een situatie zoals die van het hoofdgeding – tevens omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid – gebonden moet achten, met alle consequenties van dien, aan de beslissing waarbij de prejudiciële verwijzing is gelast, zolang deze niet is ingetrokken of gewijzigd door de rechter die haar heeft genomen, en dat alleen laatstbedoelde rechter over een dergelijke intrekking of wijziging kan beslissen.”