Geen immuniteit voor ruzie op parkeerplaats

Contentverzamelaar

Geen immuniteit voor ruzie op parkeerplaats

Het Italiaanse EP-lid Aldo Patriciello (EVP) heeft geen recht op immuniteit van strafvervolging wegens de beschuldiging dat een politie-agente valse bonnen uitschreef op een parkeerplaats van een ziekenhuis vlakbij zijn woonplaats. Het Europees Parlement vond dat hij zijn uitlating deed in de uitoefening van zijn ambt als EP-lid. Het EU-Hof is het daar echter niet mee eens. Patriciello heeft recht op zijn mening, maar voor immuniteit dient de link met zijn ambt als EP-lid rechtstreeks en voor de hand liggend te zijn, aldus het Hof.

Het gaat om het arrest in de zaak Patriciello (C‑163/10).

Artikel 8 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepaalt dat tegen de leden van het Europees Parlement geen opsporing kan plaatsvinden. Zij kunnen ook niet worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.

Toen Patriciello in zijn lidstaat werd vervolgd klopte hij aan bij het EP om immuniteit te vragen. Het EP besloot zijn immuniteit te verdedigen. Volgens het EP hielden zijn uitlatingen verband met ‘het recht van burgers om gemakkelijk toegang te krijgen tot een ziekenhuis en tot de diverse vormen van gezondheidszorg’.

De actie van het EP vormt volgens het Hof slechts een advies dat de nationale rechterlijke instanties niet bindt. Het Hof constateert dat zijn lasterlijke uitlatingen aan het adres van de ambtenaar redelijk ver verwijderd zijn van het ambt van lid van het Europees Parlement en bijgevolg moeilijk kunnen worden geacht rechtstreeks verband te houden met een algemeen belang dat de burger zorgen baart.