Geen schadevergoeding van EU voor kortingen op Griekse pensioenen

Contentverzamelaar

Geen schadevergoeding van EU voor kortingen op Griekse pensioenen

De EU is niet aansprakelijk voor de verlagingen van de Griekse pensioenen door de Griekse overheid in het kader van de gezondmaking van de nationale begroting. Dat heeft het Gerecht bepaald in een procedure van Griekse pensioengerechtigden tegen de Raad.

Het gaat om een arrest van het EU-Gerecht van 3 mei 2017 in de zaak T-531/14, S e.a. tegen de Raad

Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen de Raad om de inkomensschade vergoed te krijgen die zij stellen te hebben geleden als gevolg van de besluiten van de Raad in het kader van het begrotingstoezicht en de vermindering van het begrotingstekort. Deze bijzondere schadeprocedure is geregeld in artikel 268 en artikel 340 van het EU-Werkingsverdrag. Het gaat hier om de gevolgen van  Besluit 2010/320 van de Raad van 8 juni 2010 gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen. Dit besluit is enkele keren gewijzigd en in 2011 vervangen door Besluit 2011/734.

In deze besluiten werd Griekenland gemaand om o.a. pensioenen te hervormen. De Raad schreef daartoe onder meer de schrapping voor van de zgn. paas-, zomer-, en kerstpremies om bepaalde bezuinigingsbedragen te bereiken, maar waarbij de Griekse overheid de ontvangers van bescheiden pensioenen mocht ontzien. De Griekse overheid gaf uitwerking aan deze Raadsbesluiten in concrete gedetailleerde maatregelen voor specifieke categorieƫn van personen.

Het EU-Gerecht onderzoekt in het kader van deze procedure of de kortingen die de Raad oplegde buitensporig en onevenredig zijn en zodoende het EU-Handvest van de Grondrechten zouden schenden, waardoor rechten van de verzoekers geschonden zijn. Het gaat volgens verzoekers om eerbiediging van de menselijke waardigheid ( artikel 1), rechten van ouderen ( artikel 25) en het recht op sociale zekerheid en toegang tot sociale voorzieningen ( artikel 34). Het Gerecht concludeert echter dat geen sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending (een zware toets, ontwikkeld in de rechtspraak) want de Raad had de Griekse overheid een beoordelingsvrijheid gelaten. Er is ook geen sprake van een duidelijke en ernstige miskenning van de grenzen van de beoordelingsvrijheid.

Bovendien is geen sprake van een causaal verband, want een recht op socialezekerheidsuitkeringen is niet absoluut. Daaraan kunnen in het algemeen belang van de Unie (financiƫle stabiliteit) beperkingen worden gesteld, overeenkomstig artikel 52, lid 1 EU-Handvest Grondrechten. De gezondmaking van de nationale begroting is een algemeen belang van de lidstaten en begrotingsdiscipline is een algemeen belang van de Unie.

Daarom is geen sprake van een ongerechtvaardigde beperking van het recht op sociale zekerheid of een onevenredige en onduldbare ingreep waardoor het eigendomsrecht van de verzoekers in zijn kern wordt aangetast, aldus het EU-Gerecht.