Geen toestemming EU-Hof vereist voor derdenbeslag op ESF-subsidies in EU-lidstaat

Contentverzamelaar

Geen toestemming EU-Hof vereist voor derdenbeslag op ESF-subsidies in EU-lidstaat

Voor derdenbeslag op EU-structuurgelden uit het Europees Sociaal Fonds die zijn overgedragen aan een nationaal betaalorgaan is geen voorafgaande toestemming van het EU-Hof vereist. Dat antwoordt het EU-Hof op vragen van een Italiaanse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 30 mei 2018, zaak C-370/16.

Een schuldeiser van de vennootschap Eurocom heeft toestemming gevraagd aan een Italiaanse rechter om derdenbeslag te leggen onder de regio Lombardije, die geld verschuldigd was aan Eurocom. Lombardije zou namelijk subsidies uit de EU-structuurfondsen aan Eurocom moeten uitbetalen.

De regio Lombardije heeft erkend dat zij schuldenaar van Eurocom was, maar heeft aangevoerd dat de schuld betrekking had op bedragen die toebehoorden aan het structuurfonds dat deel uitmaakt van het Europees Sociaal Fonds. Die bedragen waren specifiek bestemd voor de verwezenlijking van openbare doelen op het gebied van de ontwikkeling en bevordering van de werkgelegenheid. Die kon de regio Lombardije alleen aanwenden ten behoeve van de uiteindelijke begunstigde, te weten Eurocom. Volgens de regio Lombardije zijn deze bedragen niet vatbaar voor beslag op grond van artikel 80 van verordening nr. 1083/2006, die destijds van toepassing was.

Omdat het om geld van de Unie gaat vraagt de Italiaanse rechter het EU-Hof of voor het derdenbeslag de voorafgaande toestemming van het EU-Hof nodig is op grond van artikel 1, laatste volzin, van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, ook al bevinden de bedragen zich niet meer onder een instelling van de Unie, maar onder een nationaal betaalorgaan.

Volgens het EU-Hof is die voorafgaande toestemming niet nodig, omdat het hier niet gaat om bezittingen van de Unie.

Door de Commissie aan de lidstaten verrichte betalingen uit de fondsen impliceren dat bezittingen uit de begroting van de Unie worden overgedragen aan de begrotingen van de lidstaten.

Omdat deze bezittingen uit de begroting van de Unie verdwijnen en ter beschikking worden gesteld van de lidstaten, kunnen zij – zodra zij zijn betaald – niet worden beschouwd als bezittingen van de Unie in de zin van artikel 1, laatste volzin, van het protocol. Deze uitlegging vindt steun in de rechtspraak van het Hof volgens welke een lidstaat waaraan de Commissie financiële bijstand heeft verleend uit een fonds, moet worden beschouwd als gerechtigde tot de financiële bijstand in kwestie.

Dat de betreffende bezittingen zijn bestemd voor de uitvoering van het Uniebeleid, is in dit verband niet van belang.

Volgens het EU-Hof is het verband tussen de door de Unie uit het ESF verleende medefinanciering en de uitvoering van de afzonderlijke projecten te indirect om aan te nemen dat de bedragen die de autoriteiten van de lidstaten aan de begunstigden moeten uitkeren voor de uitvoering van die projecten, bezittingen van de Unie zijn. Daarom hoeft voor die bedragen de in artikel 1, laatste volzin, van het protocol bedoelde bescherming tegen beslag niet te gelden om te voorkomen dat de werking en de onafhankelijkheid van de Unie worden geschaad.