Gegevensverwerking door gemeenschappelijke onderzoeksteams voortaan in lijn met EU-regels inzake gegevensbescherming bij rechtshandhaving

Contentverzamelaar

Gegevensverwerking door gemeenschappelijke onderzoeksteams voortaan in lijn met EU-regels inzake gegevensbescherming bij rechtshandhaving

De richtlijn gegevensbescherming bij rechtshandhaving is in 2016 in werking getreden en vormt een veel uitgebreider en algemener instrument voor gegevensbescherming dan het voorgaande instrument. Diverse wetgeving van de EU op het gebied van de rechtshandhaving moet daarom worden aangepast aan de richtlijn. Een nieuwe richtlijn brengt de EU-regelgeving inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams in lijn met de richtlijn gegevensbescherming bij rechtshandhaving.

Achtergrond:

Richtlijn 2016/680, ook wel de richtlijn gegevensbescherming bij rechtshandhaving genoemd (hierna: de richtlijn), is op 6 mei 2016 in werking getreden. Kaderbesluit 2008/977 werd door de richtlijn ingetrokken en vervangen, maar de richtlijn is een veel uitgebreider en algemener instrument voor gegevensbescherming dan kaderbesluit 2008/977.

Omdat de richtlijn een uitgebreider en algemenere instrument voor gegevensbescherming is, moest de Commissie onderzoeken of andere handelingen van de EU in verband met de verwerking van persoonsgegevens voor rechtshandhaving moesten worden aangepast (artikel 62, lid 6 van de richtlijn). Op 24 juni 2020 had de Europese Commissie een mededeling gepresenteerd waarin zij tien handelingen had aangegeven die zouden moeten worden aangepast. Kaderbesluit 2002/465 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams (hierna: het kaderbesluit) vormde één van die handelingen.

In januari 2021 heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel gepresenteerd om het kaderbesluit aan te passen aan de richtlijn. Het wetgevingsvoorstel is aangenomen en op 18 februari 2022 in het EU-Publicatieblad gepubliceerd als richtlijn 2022/211.

Aanpassingen

De richtlijn gegevensbescherming bij rechtshandhaving voorziet in het rechtskader voor de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. Artikel 4, lid 2 en artikel 9, lid 1 van die richtlijn regelen de verwerking van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan die waarvoor zij zijn bestemd.

Specifiek wordt in artikel 1, lid 10 van Kaderbesluit 2002/465 bepaald dat sommige persoonsgegevens onder bepaalde voorwaarden mogen worden verwerkt voor andere doeleinden dan waarvoor zij oorspronkelijk zijn verzameld. De voorwaarden uit artikel 1, lid 10 van het kaderbesluit gingen echter verder dan de voorwaarden uit artikel 4, lid 2 en artikel 9, lid 1 van de richtlijn en worden door middel van richtlijn 2022/211 in lijn gebracht met de richtlijn.  

De lidstaten moeten richtlijn 2022/211 uiterlijk op 11 maart 2023 in hun nationale recht hebben omgezet.

Meer informatie: