Gerecht vernietigt EU-sanctie Ivoorkust

Contentverzamelaar

Gerecht vernietigt EU-sanctie Ivoorkust

In een opvallend snel arrest heeft het Gerecht van Europese Unie de sanctiemaatregelen tegen Nadiany Bamba vernietigd. Mevrouw Bamba is de ‘tweede vrouw’ van voormalig president van Ivoorkust Laurent Gbagbo. Ze stond op de sanctielijst vanwege haar functie als directeur van een haatzaaiende krant in Ivoorkust. Volgens het Gerecht heeft de Raad van de EU onvoldoende gemotiveerd waarom sancties tegen haar werden genomen. Volgens het Gerecht was het enkel verwijzen naar haar functie niet voldoende.

Als reactie op de situatie die in Ivoorkust was ontstaan na de presidentsverkiezingen in oktober en november 2010, nam de EU een pakket sancties aan tegen Ivoorkust. Als onderdeel van deze sancties stelde de Raad een lijst samen van personen wiens tegoeden bevroren moeten worden. Op deze lijst stond ook de naam van Bamba. Als reden stond aangegeven:

“Directeur van de groep „Cyclone” die de krant „Le Temps” uitgeeft. Belemmert het proces voor vrede en verzoening door publiekelijk aan te zetten tot haat en geweld en door deel te nemen aan desinformatiecampagnes in verband met de presidentsverkiezingen van 2010.”

Volgens het Gerecht is deze verklaring ‘vaag’ en ‘algemeen’. De Raad moet ook concretiseren waaruit blijkt dat betrokkene aanzet tot haat en geweld, en vervolgens die redenen meedelen aan de betrokkene. Omdat dit achterwege is gelaten, wordt de sanctiemaatregel tegen mevrouw Bamba vernietigd.

Er is eerdere rechtspraak ten aanzien van sanctiemaatregelen van de EU tegen derde landen (zie de arresten Melli bank en Tay Za). Het Gerecht verwijst niet naar deze zaken in het arrest. In de zaak Tay Za, die gaat over een persoon die werd getroffen door de EU-sancties met betrekking tot Myanmar, bepaalde het Gerecht dat een specifieke mededeling van de redenen waarom deze persoon genoemd werd als betrokkene bij het regime in Myanmar niet nodig is. Het Gerecht bracht in die zaak een onderscheid aan tussen enerzijds de maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in het kader van de strijd tegen het terrorisme, en anderzijds beperkende maatregelen ten aanzien van derde landen. Het Gerecht overwoog dat in een wetgevende procedure die leidt tot de vaststelling van sancties tegen een derde land die bepaalde categorieën van zijn burgers treffen, de rechten van verdediging niet gelden.