Goederen uit bezette gebieden komen niet uit Israël.
Nieuwsbericht | 05-11-2009
Al jaren is er een geschil tussen de EG en Israël over de oorsprong van de goederen die van de Israëlische autoriteiten een certificaat van oorsprong hebben gekregen. De Commissie is van mening dat goederen die afkomstig zijn uit de bezette gebieden niet onder de overeenkomst EG-Israël vallen. De Europese Commissie heeft de Europese importeurs laten weten dat het importeren van goederen uit Israëlische nederzettingen met een Israëlisch certificaat kan leiden tot heffingen van douanerechten.
Dat is het geval in de Duitse zaak Brita. Deze zaak gaat over industriële apparaten die worden vervaardigd in Mishor Adumin, even ten oosten van Jeruzalem. Een Duits bedrijf wilde de goederen importeren met een Israëlisch certificaat van oorsprong, maar de Duitse autoriteiten vorderden een naheffing omdat de produkten afkomstig waren uit “een gebied dat mogelijk niet onder de overeenkomst EG-Israël valt” (lees: een Israëlische nederzetting in bezet gebied). Dit geschil is nu voorgelegd aan het EU-Hof van Justitie in Luxemburg.
Volgens de A-G is de oorsprong van goederen een essentieel element van een overeenkomst die douanetarieven afschaft. Uit de certificaten moet ondubbelzinnig blijken dat het goed afkomstig is uit de staat Israël. De overeenkomst EG-Israël kan daarom niet van toepassing zijn op goederen afkomstig uit de Westelijke Jordaanoever.
Het kan ook niet zo zijn dat Israëlische autoriteiten een Palestijns certificaat afgeven. Eerder rechtspraak met betrekking tot Cyprus belet een dergelijk constructie. Het certificaat kan alleen worden afgegeven door de Palestijnse autoriteiten.
Het Duitse bedrijf Brita had aangevoerd dat het onmogelijk is om een certificaat te krijgen van de Palestijnse autoriteiten. De A-G is het ook daar niet mee eens. De Palestijnen hebben wel degelijk de mogelijkheid om certificaten van oorsprong af te geven. De Europese Commissie heeft bevestigd dat het mogelijk is om die certificaten aan te vragen bij de Palestijnse Kamer van Koophandel.
Het EU-Hof zal naar verwachting binnen enkele maanden uitspraak doen.