Grote Kamer EU-Hof beveelt Polen te stoppen met houtkap oerbos op straffe van dwangsom

Contentverzamelaar

Grote Kamer EU-Hof beveelt Polen te stoppen met houtkap oerbos op straffe van dwangsom

Polen moet onmiddellijk stoppen met de houtkap in het Białowieża bos. Met deze uitspraak bevestigt de Grote Kamer van het EU-Hof de eerdere voorlopige maatregel van haar vice-president. Omdat het EU-Hof betwijfelt of Polen zich hieraan houdt, moet Polen binnen twee weken aantonen dat zij hieraan gevolg zal geven. Anders moet Polen een dwangsom van 100.000 euro per dag betalen. Niet eerder legde het EU-Hof een dwangsom op aan een lidstaat om een voorlopige maatregel kracht bij te zetten.

Het gaat om de beschikking van de Grote Kamer van het EU-Hof van 20 november 2017 in de zaak C-441/17, Commissie tegen Polen ( zie ook persbericht) en de eerdere beschikking.van de vice-president van het EU-Hof van 27 juli 2017.

Voorlopige maatregelen

De Commissie verzocht het EU-Hof op 20 juli 2017 om voorlopige maatregelen in afwachting van de einduitspraak in de inbreukzaak, om te voorkomen dat er onherstelbare schade zou optreden aan het oerbos van Białowieża. De president van het EU-Hof heeft vervolgens op 27 juli 2017 bij beschikking Polen gelast de houtkap op te schorten. Wel liet de president de mogelijkheid open dat Polen de noodzakelijke maatregelen mocht treffen als de openbare veiligheid dat vereiste.

Tijdens een zitting voor het EU-Hof op 11 september 2017 toonde een vertegenwoordiger van de Commissie satellietbeelden om aan te tonen dat Warschau het bevel schendt. Hij deelde mee dat de Commissie het EU-Hof zou vragen Polen een dwangsom op te leggen. De Poolse minister van Milieu Jan Szyszko vertelde tijdens de hoorzitting dat de houtkap alleen bedoeld was om het bos te behoeden voor een grote keveruitbraak en dat de EU-wetgeving werd nageleefd. De houtkap vond alleen plaats in de onbeschermde delen van het bos en niet in het beschermde nationale park. Hij zei dat het verwijderen van geïnfecteerde bomen een belangrijke maatregel was voor de openbare veiligheid omdat de verzwakte bomen zouden kunnen vallen op mensen die paddestoelen of bessen plukken in het bos. De Commissie heeft op 13 september 2017 haar verzoek tot voorlopige maatregelen ingediend, en daarin aangegeven dat zij een dwangsom per dag gerechtvaardigd acht indien Polen zich hier niet aan zou houden.

Polen heeft vervolgens de Commissie verzocht om het bewijsmateriaal te verstrekken waarop haar verzoek was gebaseerd. De Commissie heeft dit bewijsmateriaal aangeleverd bij het EU-Hof. Polen heeft op 28 september 2017 gesteld dat het verzoek van de Commissie niet-ontvankelijk en ongegrond was en verzocht om toewijzing van de zaak aan de Grote Kamer van het EU-Hof.

In zijn beschikking van 20 november 2017 oordeelt de Grote Kamer dat het verzoek om voorlopige maatregelen moet worden ingewilligd omdat:

1. vaststaat dat het verzoek van de Commissie op het eerste gezicht, feitelijk en rechtens, gerechtvaardigd is en het niet onwaarschijnlijk is dat de activiteiten van Polen de beschermingseisen onder de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn schenden;

2. het verzoek noodzakelijk is om ernstige en onherstelbare schade te voorkomen alvorens een uitspraak in het grondgeding is gedaan, mede doordat het gaat om het verwijderen van zowel geïnfecteerde als gezonde bomen en het zeer waarschijnlijk is dat dit een effect heeft op de natuurlijke leefgebieden (habitats), en

3. gezien het bewijs dat is aangeleverd, het belang om habitats te beschermen tegen de schade van de houtkap door Polen zwaarder dient te wegen dan dezelfde habitats te beschermen tegen de aanwezigheid van de kever die infecties veroorzaakt.

Polen mag onder deze maatregelen enkel tot houtkap over gaan wanneer dit strikt noodzakelijk is voor de openbare veiligheid en wanneer zij proportioneel handelt.

In deze zaak is er volgens het EU-Hof echter voldoende bewijsmateriaal in het dossier om het Hof gegronde redenen te geven om te betwijfelen of Polen de beschikking van de vice-president van het Hof van 27 juli 2017 heeft opgevolgd of dat het bereid is zich tot de datum van de eindbeslissing aan de beschikking van het EU-Hof te houden. In dergelijke omstandigheden lijkt het noodzakelijk om de doeltreffendheid van de thans verleende voorlopige maatregelen te versterken door te voorzien in dwangsommen die moeten worden opgelegd indien Polen de voorlopige maatregelen niet onmiddellijk en volledig naleeft, teneinde Polen ervan te weerhouden de uitvoering van de beschikking uit te stellen. Het EU-Hof verplicht Polen daarom om binnen 15 dagen na de uitspraak details toe te sturen over de maatregelen die zij heeft genomen om in overeenstemming hiermee te handelen. Als de Commissie oordeelt dat Polen zich niet aan de afspraken houdt, kan zij een nieuw verzoek bij het EU-Hof indienen en zal Polen in het geval van schending een dwangsom van ten minste 100.000 euro per dag moeten betalen.

Het is de eerste keer dat het EU-Hof een dwangsom oplegt om een lidstaat te dwingen gevolg te geven aan voorlopige maatregelen. Het opleggen van deze dwangsom acht het EU-Hof mogelijk op grond van artikel 279 EU-Werkingsverdrag.

Artikel 279 VWEU verleent het Hof de bevoegdheid om alle voorlopige maatregelen voor te schrijven die het noodzakelijk acht om de volledige doeltreffendheid van de eindbeslissing te waarborgen. Een dergelijke maatregel kan onder meer inhouden dat een dwangsom wordt opgelegd indien de betrokken partij dit bevel niet naleeft. Aangezien het vooruitzicht dat in een dergelijke situatie een dwangsom wordt opgelegd, de betrokken lidstaat ervan weerhoudt om de voorlopige maatregelen niet na te leven, versterkt het volgens het EU-Hof de doeltreffendheid van deze maatregelen en garandeert het de volledige doeltreffendheid van de eindbeschikking, die dus volledig onder de doelstelling van artikel 279 VWEU valt. Het opleggen van dwangsommen met als enig doel de naleving van de litigieuze voorlopige maatregelen te verzekeren, loopt niet vooruit op de toekomstige beslissing in het hoofdgeding.

De inbreukprocedure

In april 2017 heeft de Commissie een “met redenen omkleed advies” uitgebracht waarin zij Polen opriep om af te zien van grootschalige houtkap in een van de laatste oerbossen van Europa en Polen een maand de tijd te geven om hieraan te voldoen. Desondanks is Polen begonnen met de uitvoering van zijn plan. Daarom verzocht de Commissie het EU-Hof om voorlopige maatregelen om de houtkap in een van de laatste oerbossen van Europa te staken.

De Poolse houtkap - waaronder de verwijdering van eeuwenoude bomen - vormt volgens de Commissie een grote bedreiging voor de integriteit van dit Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied beschermt soorten en habitats die afhankelijk zijn van oerbos, inclusief de beschikbaarheid van dood hout. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat deze maatregelen niet verenigbaar zijn met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied en verder gaan dan die welke noodzakelijk zijn om een duurzaam gebruik van het bos te waarborgen. Bovendien werd het besluit voorafgegaan door een onjuiste beoordeling van de effecten van de maatregelen op het Natura 2000-gebied, aldus de Commissie.

Volgens artikel 279 EU-Werkingsverdrag kan het EU-Hof voorlopige maatregelen voorschrijven om een lidstaat te verplichten activiteiten die ernstige en onherstelbare schade veroorzaken, tegen te houden voordat een uitspraak wordt gedaan.

De Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad) schrijft voor dat het Natura 2000-netwerk moet worden opgericht, bestaande uit speciale beschermingszones (SAC' s) en speciale beschermingszones voor vogels (SBZ' s). Elke lidstaat identificeert en stelt gebieden die van belang zijn voor het behoud van soorten en habitats die in de Habitatrichtlijn worden genoemd en die van nature op zijn grondgebied voorkomen.

De vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG) voorziet in een omvattend systeem voor de bescherming van alle in het wild levende vogelsoorten die van nature in de EU voorkomen.

Meer info: