Hoge Raad: enkel nationaal recht is geen optie

Contentverzamelaar

Hoge Raad: enkel nationaal recht is geen optie

Internationalisering van het recht vormt het centrale thema van het verslag van de Hoge Raad voor 2009-2010. Ook het EU-recht geniet bijzondere aandacht in het verslag. Volgens de president van de Hoge Raad Corstens en procureur-generaal Fokkens is het zich afsluiten en zich afwenden van internationale rechtspraak in een globaliserende wereld geen optie. In het verslag gaat de Hoge Raad in het bijzonder in op de invloed van het Europese recht op het civiele recht, strafrecht en belastingrecht.

De Hoge Raad schrijft dat het Verdrag van Lissabon vernieuwingen heeft gebracht op het gebied van privaatrecht (artikel 81 VWEU) en het strafrecht (artikel 82 VWEU). Op deze terreinen verwacht de Hoge Raad dan ook nieuwe wetgeving. Maar de Hoge Raad wijst erop dat de Unie deze wetgeving niet op eigen houtje tot stand kan brengen. Er is immers een “ krachtige inbreng van de zijde van de lidstaten” vereist. Denk hierbij aan het lidmaatschap van de (Europese) Raad en via de nationale parlementen. Ook bevat het EU-werkingsverdrag bepaalde waarborgen die de lidstaten de mogelijkheid bieden om wetgeving tegen te houden (stemmen met unanimiteit, noodremprocedure).

In hun bijdrage stellen vice-president Beukenhorst en advocaat-generaal Strikwerda dat de rol van de Hoge Raad op het terrein van het civiele recht bescheiden is voor wat betreft de uitlegging van het EU-recht. Hiervoor geldt immers de verplichting om bij twijfel prejudiciële vragen te stellen aan het EU-Hof. De Hoge Raad fungeert “ slechts als aangever” . Hierbij wordt ingegaan op de zogenoemde Cilfit-doctrine van het EU-Hof. Zo hoeft een rechter geen vragen te stellen als sprake is van een ‘acte clair’: als de uitlegging van een bepaling zo evident is dat geen ruimte voor twijfel kan bestaan. Dit kan volgens Strikwerda en Beukenhorst niet steeds nauwkeurig kan worden gecontroleerd, bij gebrek aan gemakkelijk toegankelijke databanken van de rechtspraak in alle lidstaten Of de leden van de Hoge Raad wel eens verschillen van mening over het stellen van prejudiciële vragen onthult het verslag niet. De auteurs geven wel enkele voorbeelden van zaken waarin de Hoge Raad tegen het advies van de advocaat-generaal om vragen aan Luxemburg te stellen ingaat.

Verder bevat het verslag uiteenzettingen over de internationalisering van het strafrecht (Ilsink en Knigge) en het belastingrecht (Fierstra en Wattel). De laatste auteurs merken in hun bijdrage op dat belanghebbenden en hun adviseurs goed de weg naar het internationale en EU-recht weten te vinden en het veelvuldig inroepen om beweerdelijke vrije-verkeersbelemmeringen, verboden discriminaties en verboden staatssteun aan de orde te stellen. Op het gebied van belastingrecht stelt de Hoge Raad dan ook regelmatig prejudiciële vragen aan het EU-Hof, twaalf keer in de periode 2009-2010.