Hoofdbrekens voor douane over rollator

Contentverzamelaar

Hoofdbrekens voor douane over rollator

Is een rollator een orthopedisch toestel of een soort omgekeerde aanhangwagen? Die vraag staat centraal in een zaak waarin de Rechtbank Haarlem vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie. Het antwoord op deze vraag is cruciaal voor de hoogte van de belasting die moet worden betaald voor de invoer van rollators in de Europese Unie.

Deze zaak betreft een zogenoemde ‘indelingszaak’. Voor de importbelasting is een rubricering gemaakt van soorten producten (de zgn. ‘nomenclatuur’). Aan de hand van deze indeling wordt bepaald hoe hoog de invoerheffing is die moet worden betaald over een bepaald product. Hoewel de aanleiding soms banaal lijkt, kunnen de financiële consequenties aanzienlijk zijn, hetzij voor de belastingdienst, hetzij voor de importeurs.

Op dit moment zijn rollators ingedeeld onder de post “aanhangwagens en opleggers”.

De vraag is echter of dit product niet moet vallen onder de post “orthopedische artikelen en toestellen”.

Een Europese verordening bepaalt dat orthopedische artikelen en toestellen dienen voor het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of blessure. Hieronder valt ook apparatuur ‘voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen’.

De belastingdienst is echter van mening dat met de uitdrukking “ apparatuur voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen”, alleen die apparatuur bedoeld die daadwerkelijk de functie van het gebrekkig of gehandicapt lichaamsdeel overneemt dan wel vervangt. Deze post omvat in de ogen van de belastingdienst niet de apparatuur die niet meer dan de gevolgen van een gebrek of handicap verlichten.

De rechtbank Haarlem worstelt met dit geschil. Onder andere raadpleging van de Dikke van Dale is aanleiding om vraagtekens te zetten bij de huidige indeling bij aanhangwagens. De Rechtbank overweegt:

“Volgens Van Dale luidt de betekenis van voertuig als volgt: “vervoermiddel met wielen of glijvlakken voor het vervoer over land van personen en goederen”.  Uit deze betekenis blijkt duidelijk dat het wezenlijke kenmerk van een voertuig is dat daarmee personen of goederen kunnen worden vervoerd. Dit wezenlijke kenmerk ontbreekt bij de loophulp. Weliswaar is er op het product een mandje aanwezig waarin kleine goederen kunnen worden gelegd, maar deze mogelijkheid is van ondergeschikte betekenis en is geen wezenlijk kenmerk van de loophulp.”

Het Hof van Justitie zal nu de knoop moeten doorhakken. Een uitspraak wordt pas over anderhalf jaar verwacht.