Inperken beroepsrecht NGO’s verworpen

Contentverzamelaar

Inperken beroepsrecht NGO’s verworpen

Zweden mag niet bepalen dat milieuverenigingen minimaal 2000 leden moeten hebben om bij de rechter op te komen tegen beslissingen van de overheid. Dat heeft het Hof van Justitie bepaald. Het nationale recht mag eisen stellen aan het beroepsrecht van NGO’s, maar dan moet wel een ruime toegang tot de rechter worden gewaarborgd. Het beroepsrecht van NGO’s mag bovendien niet beperkt worden met het argument dat er tijdens de vergunningsprocedure inspraak heeft plaatsgevonden.

De zaak betrof een geschil tussen een milieubeschermingvereniging en de gemeente Stockholm. De gemeente Stockholm wilde om een ondergronds tunnel aan te leggen voor een elektriciteitsnetwerk. Het project heeft een aanzienlijk effect op het milieu en valt onder de richtlijn betreffende milieueffectrapportages (de MER-richtlijn). In deze richtlijn is bepaald dat betrokken partijen inspraak moeten krijgen in de besluitvormingsprocedure en de mogelijkheid moet hebben om een besluit aan te vechten.

De vereniging was het niet eens met een beslissing van de gemeente, maar werd niet- ontvankelijk verklaard bij de Zweedse rechter. Reden: een Zweedse wet bepaalt dat een vereniging minstens 2000 leden moet hebben om een beslissing aan te vechten. In dit geval waren er niet genoeg leden en dus kon de vereniging niet bij de rechter terecht. Achterliggende gedachte bij deze regel is dat er in de ogen van de Zweden voldoende mogelijkheden zijn voor NGO’s om zich tijdens de besluitvormingsprocedure te verzetten tegen de afgifte van een vergunning. De vergunning wordt in Zweden bovendien afgegeven door een rechter, een onafhankelijk en partijdig orgaan.

De vraag die aan het Hof is gesteld, is of volgens het Europese recht NGO’s in deze situatie nog de mogelijkheid moeten krijgen om in beroep te gaan. Het Hof bepaald dat het recht om in beroep te gaan geldt ongeacht door wie de vergunning is afgegeven, een bestuursorgaan of een rechter. Bovendien heeft een beroep een ander doel dan inspraak, namelijk het aanvechten van de beslissing die na de besluitvormingsprocedure is gegeven. Betrokkenen moeten het besluit dus kunnen aanvechten, ongeacht de inspraakprocedure.

Vervolgens is nog de vraag of Zweden de gang naar de rechter voor kleine verenigingen mag beperken, door te eisen dat een vereniging 2000 minimaal leden moet hebben. Het Hof bepaald dat het nationale recht invulling kan geven aan de beroepsprocedure, bijvoorbeeld door het begrip ‘voldoende belang’ te definiëren. Echter, deze invulling mag geen inbreuk maken op het doel van de MER-richtlijn, namelijk een ruime toegang tot de rechter waarborgen. De nationale regels mogen niet leiden tot uitholling van de mogelijkheid voor belanghebbenden om een besluit aan te vechten.

Een beperking van de beroepsmogelijkheden kan niet worden gerechtvaardigd met het argument dat een belanghebbende inspraak heeft gehad. Het blijkt dat er in Zweden maar twee milieuverenigingen meer dan 2000 leden hebben. Als alle beroepen via hen moeten lopen dan zullen die verenigingen keuzes gaan maken in de zaken die ze voor een rechter gaan aanvechten. Een filterende werking die volgens het Hof in strijd is met het doel van de MER-richtlijn.