Internetcontracten leiden tot nieuwe rechtsvragen

Contentverzamelaar

Internetcontracten leiden tot nieuwe rechtsvragen

De verkoop van produkten en diensten op internet neemt toe en daarmee ook de juridische geschillen die ontstaan bij die verkoop. Wat te doen bijvoorbeeld als een nationale wet voorschrijft dat contactlenzen alleen door gediplomeerde opticiens in een optiekzaak mogen worden verkocht? Of als een ondernemer plots in een andere lidstaat voor de rechter moet verschijnen omdat hij iets heeft verkocht aan een consument in een andere lidstaat. Het Hof van Justitie kiest in twee recente zaken voor een moderne aanpak.

Ker Optika (C-108/09)

Deze Hongaarse winkel verkoopt contactlenzen via internet (http://lens.hu/) . Deze activiteit werd haar verboden door de Hongaarse autoriteiten, omdat lenzen alleen in winkels of door levering aan huis mogen worden verkocht. De reden hiervoor is dat volgens deze regel mensen advies moeten krijgen van een expert over hoe zij de lenzen gebruiken. Het Hof erkent dat een medisch consult nodig kan zijn, maar dat dit los staat van de koop van de lenzen. Het Hof vindt echter dat dit niet in elk geval door een opticien hoeft te gebeuren, maar ook door een oogarts. De klant kiest zelf in hoeverre hij voorgelicht wil worden. Bovendien kan hij ook op interactieve manier informatie krijgen via de website van de verkoper. En het contact met een geschoolde opticien kan alleen bij de eerste levering van contactlenzen vereist worden, bijvoorbeeld om de klant te begeleiden bij het inzetten van de lenzen. Daarom gaat een algemeen verbod op internetverkoop volgens het Hof verder dan nodig is en is de Hongaarse regeling in strijd met het vrij verkeer van goederen.

Pammer en Alpenhof (C-585/08 en C-144/09)

Deze zaken gaan om twee ontevreden toeristen. De een wil zijn geld terug omdat hij niet tevreden is met de bootreis die hij geboekt had bij een Oostenrijks bedrijf. De ander weigert te betalen voor een verblijf in een Oostenrijks hotel. De Oostenrijkse rechter die een oordeel moet geven over deze zaken vraagt het EU-Hof of hij bevoegd is om uitspraak te doen in deze zaken.

Volgens EU-verordening 44/2001 inzake de rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken is bij een consumentenovereenkomst de rechter in de lidstaat waar de consument woont bevoegd om te oordelen over het geschil. Er is in deze gevallen echter alleen sprake van een consumentenovereenkomst als het bedrijf zijn activiteiten heeft gericht op de lidstaat van de consument. De vraag is of de ondernemer met een internetwebsite, die in principe over de hele wereld toegankelijk is, zich richt op andere landen.

Het Hof overweegt dat het vereist is dat de wil van de ondernemer erop gericht is zich op één of meerdere andere EU-lidstaten te richten dan de lidstaat waar hij zelf is gevestigd. Het enkele feit dat de website ook vanuit andere lidstaten te bereiken is, is onvoldoende volgens het Hof. Of die wil aanwezig is moet worden afgeleid uit bepaalde aanwijzingen. Eén van die aanwijzingen is bijvoorbeeld het betalen van een online zoekmachine om consumenten uit andere lidstaten toegang te verlenen tot de site. Andere aanwijzingen zijn het vermelden van een telefoonnummer met een internationaal kengetal of het gebruik van een andere domeinnaam dan de lidstaat van oorsprong (bijvoorbeeld .com of .eu), en het aanbieden van het gebruik van een andere taal of muntsoort.

Overigens heeft de Europese Commissie aangekondigd een wijziging van de verordening voor te stellen. De Commissie wil dat grensoverschrijdende juridische conflicten sneller kunnen worden afgedaan. Lees hier meer over die plannen.