Jehova’s getuigen moeten EU-privacy-regels naleven

Contentverzamelaar

Jehova’s getuigen moeten EU-privacy-regels naleven

Jehova’s getuigen moeten bij het maken en bewaren van aantekeningen tijdens huisbezoeken voldoen aan de EU-regels over gegevensbescherming, ook al dienen de aantekeningen het uitdragen van het geloof van de gemeenschap en zijn ze alleen bedoeld als geheugensteun voor later gebruik. Dat heeft het EU-Hof geantwoord op vragen van een Finse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 10 juli 2018 in zaak C-25/17, Jehovan todistajat.

In dit arrest geeft het EU-Hof uitleg van enkele bepalingen van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens. Deze richtlijn is op 25 mei 2018 ingetrokken en vervangen door Verordening 2016/679 (algemene verordening gegevensbescherming - AVG). De AVG bepaalt in artikel 94 dat verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze verordening.

De vragen zijn gesteld in een geschil tussen de toezichthouder voor gegevensbescherming in Finland en de geloofsgemeenschap van Jehova’s getuigen. De geloofsgemeenschap had beroep ingesteld tegen een besluit waarbij het hen werd verboden persoonsgegevens in het kader van huisbezoeken te verzamelen en te verwerken zonder de voorwaarden uit de Finse wet na te leven. De leden van de gemeenschap maken tijdens hun van-huis-tot-huisverkondiging aantekeningen over de bezoeken die zij hebben gebracht aan voor hen onbekende personen. De aantekeningen bevatten onder meer de naam en het adres van deze personen en informatie over de geloofsovertuiging of gezinssituatie. Deze informatie kan vervolgens worden gebruikt als geheugensteun bij een eventueel later bezoek, zonder dat de betrokken personen daarvoor toestemming hebben gegeven of daarvan op de hoogte zijn gebracht.

Het EU-Hof is van oordeel dat het handelen van de Jehova’s getuigen niet valt onder de uitzonderingen waarin de regels met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens voorzien. De richtlijn bepaalt dat een met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden verrichte activiteit is uitgesloten van de werkingssfeer. Hiervan is geen sprake nu de activiteit zich richt op onbekende mensen, die buiten de privésfeer van de leden-verkondigers horen. Verder worden de verzamelde gegevens doorgegeven aan de gemeenten van de gemeenschap, om bij te houden welke mensen geen bezoek meer willen ontvangen. Zo worden sommige gegevens toegankelijk voor een potentieel onbekend aantal personen. Hoewel de vrijheid van geweten en godsdienst uit artikel 10, lid 1 van het Handvest de van-huis-tot-huisverkondiging door de leden van een geloofsgemeenschap beschermt, wordt die verkondiging daardoor nog geen met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden verrichte activiteit. Het handelen van de Jehova’s getuigen wordt dus niet uitgezonderd van de werkingssfeer van de richtlijn.

Ten tweede wordt de vraag beantwoord of de gegevens die worden verzameld wel als een ‘bestand’ kunnen worden beschouwd. Dit is relevant omdat bij niet-geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens de richtlijn slechts van toepassing is in de gevallen dat de verwerkte gegevens worden of zullen worden opgenomen in een bestand. Hiervoor moet de inhoud van een bestand gestructureerd zijn om een gemakkelijke toegang tot de gegevens mogelijk te maken. Uit de richtlijn blijkt niet dat hiervoor gebruik moet worden gemaakt van steekkaarten, lijsten of andere ordeningssystemen. De persoonsgegevens die bij de van-huis-tot-huisverkondiging worden verzameld en verwerkt, worden gestructureerd aan de hand van criteria die zijn gekozen in verband met het na te streven doel. Het EU-Hof oordeelt daarom dat de persoonsgegevens in deze zaak kunnen worden aangemerkt als een bestand in de zin van de richtlijn.

Als laatste rest de vraag of de gemeenschap van Jehova’s getuigen kan worden beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens. Het begrip ‘voor de verwerking verantwoordelijke’ kan betrekking hebben op meerdere deelnemers die bij de verwerking betrokken zijn. Bij de beoordeling van de mate van de verantwoordelijkheid van deze deelnemers moet rekening worden gehouden met alle relevante omstandigheden van het geval. Het is daarbij niet nodig dat de gemeenschap toegang heeft tot de gegevens of instructies voor de verwerking verspreidt. In deze zaak is het aan de leden-verkondigers om te bepalen welke persoonsgegevens zij verzamelen en hoe zij die gegevens later verwerken. De verzameling en de verwerking heeft als doel het geloof van de gemeenschap uit te dragen. De verkondiging van het geloof vormt een belangrijk onderdeel van de activiteiten van de gemeenschap en wordt door de gemeenschap georganiseerd, gecoördineerd en aangemoedigd. Op grond van deze omstandigheden oordeelt het EU-Hof dat de gemeenschap van Jehova’s getuigen haar leden-verkondigers aanmoedigt om in het kader van de verkondiging van het geloof persoonsgegevens te verwerken. Hierdoor neemt de gemeenschap deel aan de vaststelling van het doel van de verwerking en de middelen voor de verwerking van de persoonsgegevens. Een geloofsgemeenschap kan samen met haar leden-verkondigers worden beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens. Het staat echter aan de verwijzende rechter om dit in deze zaak te beoordelen tegen de achtergrond van de omstandigheden van het geval.

Meer info: