Kabinet wil effectieve Nederlandse belangenbehartiging bij het Europees Parlement

Contentverzamelaar

Kabinet wil effectieve Nederlandse belangenbehartiging bij het Europees Parlement

Het Nederlands beleid ten aanzien van het Europees Parlement moet gericht zijn op een strategische behartiging van de Nederlandse belangen. Het kabinet maakt zich sterk voor de verdieping van het kennisniveau over het Europees Parlement bij de Rijksoverheid, voor een sterke Europese coördinatie met aandacht voor het Europees Parlement en voor het gerichter benaderen van Europarlementariërs door Nederlandse bewindspersonen en ambtenaren. Dat blijkt uit de kabinetsreactie op een advies van de Adviescommissie Internationale Vraagstukken.

Het Europees Parlement (EP) is onder het Verdrag van Lissabon een machtige instelling geworden. In het najaar van 2012 heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) in een advies aan de regering, getiteld ‘Nederland en het Europees Parlement: Investeren in nieuwe verhoudingen’, gesteld dat Nederland moet investeren in een betere relatie met het EP

Het EP neemt, samen met de Raad van Ministers, besluiten op alle terreinen waarop de EU bevoegd is en bepaalt mede de jaarlijkse begroting van de Unie. Ook heeft het EP meer invloed gekregen op de samenstelling van de Europese Commissie. De AIV constateert in het rapport van 27 november 2012 dat de belangrijke rol die het EP nu vervuld onvoldoende is doorgedrongen tot de Nederlandse politiek. Er is ruimte voor verbetering van beleidsbeïnvloeding. Zo is de aandacht binnen de Haagse departementen nog altijd voornamelijk op de Raad gericht en is de kennis over de organisatie en werkwijze van het EP beperkt. Hierdoor loopt Nederland kansen mis.

De regering en Staten-Generaal kunnen volgens de AIV effectiever in Europa opereren door te investeren in een nieuwe verstandhouding met het EP, die gericht is op een duurzame samenwerking en een actieve zichtbare betrokkenheid bij het reilen en zeilen in het EP. Telkens moet worden afgewogen op welke dossiers de regering met het EP kan en wil samenwerken. Een dergelijke strategie vereist een goede balans in de aandacht voor de Raad en het EP, intrekking van de Oekaze-Kok, meer kennis over de besluitvormingsprocessen die in het EP plaatsvinden en intensiever contact met Europarlementariërs, zowel uit Nederland als uit andere lidstaten. De AIV sprak zich ook uit voor een grotere betrokkenheid van nationale parlementen bij het Brusselse besluitvormingsproces en in het bijzonder het Europees Parlement.

Het kabinet geeft in zijn reactie aan dat het beleid ten aanzien van het Europees Parlement gericht moet zijn op een strategische behartiging van de Nederlandse belangen. Het kabinet maakt zich sterk voor de verdieping van het kennisniveau over het Europees Parlement bij de Rijksoverheid, voor een sterke Europese coördinatie met aandacht voor het Europees Parlement en voor het gerichter benaderen van Europarlementariërs door Nederlandse bewindspersonen en ambtenaren.

Het kabinet is eveneens een groot voorstander van het versterken van de betrokkenheid van het parlement bij besluiten op Europees niveau, en doet hiervoor een aantal concrete voorstellen, waaronder: het gebruik maken van de gele- en oranjekaartprocedure, die nationale parlementen de mogelijk geven om bezwaar te maken tegen voorgenomen EU-wetgeving; het verstevigen van de rol van het nationale parlement als mandaatgever en controleur van het kabinet wanneer dit laatste optreedt in de Raad; het uitnodigen van Europese Commissarissen in het parlement om van gedachten te wisselen over hun beleid en voornemens.

Het kabinet geeft tevens aan positief te staan tegenover een verdere versterking van de rol van het Europees Parlement bij de totstandkoming van de Commissie, zoals door lijsttrekkers namens de Europese politieke groepen aan te stellen en hen tevens kandidaat te laten zijn voor het voorzitterschap van de nieuw te vormen Commissie. Het kabinet kijkt bovendien in beginsel positief tegen het invoeren van een Europees statuut voor Europese politieke partijen, hoewel het kabinet ten aanzien van het voorstel van de Commissie in huidige vorm een aantal fundamentele kanttekeningen heeft.

Zie hier de aanbiedingsbrief en de kabinetsreactie op het rapport van de AIV.