Kabinetsreactie op EU-visie WRR

Contentverzamelaar

Kabinetsreactie op EU-visie WRR

De regering onderschrijft de opvattingen van de WRR in het rapport 'Aan het buitenland gehecht', over het belang van Europese integratie en samenwerking. Het kabinet wil strategisch en gericht samenwerken binnen de Europese Unie, die zich moet richten op de kerntaken. Inzet is structurele samenwerking met gelijkgestemde lidstaten en waar mogelijk in Beneluxverband, Ook gaat het kabinet in op de aanbeveling van de WRR over de coördinatie van het EU-beleid. De minister-president is een ‘belangrijk ijkpunt’ voor de interdepartementale voorbereiding, maar er komt geen ‘ministerie van Algemene en Europese Zaken’.

De regering onderschrijft de opvattingen van de WRR over het belang van het buitenland voor welvaart en welzijn in Nederland en het belang van Europese integratie en samenwerking. Het kabinet heeft wel een andere kijk dan de WRR op het belang van trans-Atlantische samenwerking naast de Europese. Verder gaat het kabinet ook in op de aanbeveling van de WRR over de coördinatie van het EU-beleid.

De regering gaat strategisch-inhoudelijk scherpere keuzes maken. De nadruk ligt hierbij op:

  • de Nederlandse economische positie: handel, export, investeringen worden centraal gesteld;
  • het versterken van de internationale rechtsorde, waaronder mensenrechten, vrede en veiligheid en terrorismebestrijding, mede door inbreng van onze eeuwenoude volkenrechtelijke expertise;
  • strategisch en gericht samenwerken binnen de Europese Unie, die zich moet richten op de kerntaken. Inzet is structurele samenwerking met gelijkgestemde lidstaten en waar mogelijk in Beneluxverband;
  • blijvend investeren in de relaties met internationale actoren, waarbij de trans-Atlantische samenwerking en de NAVO centrale pijlers zijn;
  • participatie in multilaterale organisaties en inrichting van bilaterale samenwerking op grond van scherper gekozen prioriteiten;
  • de verbinding tussen binnenland en buitenland door grotere kabinetsregie en coördinatie.

Het trans-Atlantische partnerschap blijft voor het kabinet van groot belang (“anker van stabiliteit en veiligheid in de wereld”). Maar ook het belang van de EU wordt onderschreven (“dominante arena voor Nederland”).

Verder gaat het kabinet in op de aanbeveling van de WRR om “de minister-president daadwerkelijk tot eerstverantwoordelijke voor het EU-beleid aan te wijzen, aan het hoofd van het ’ministerie van Algemene en Europese Zaken’. Het kabinet stelt dat de MP als lid van de Europese Raad een “belangrijk ijkpunt” is voor de interdepartementale voorbereiding. De Ministeriële Commissie EU, die door de MP wordt voorgezeten, kan snel inspelen op actuele Europese vraagstukken en beraadt zich tevens op strategische onderwerpen Ook op niet Europese onderwerpen wordt in toenemende mate in de ministerraad gezamenlijk gestuurd. De minister van Buitenlandse Zaken blijft uiteraard als coördinerend bewindspersoon eerstverantwoordelijk voor het buitenlands beleid.