Kaderbesluit wederzijdse erkenning strafvonnissen in werking getreden

Contentverzamelaar

Kaderbesluit wederzijdse erkenning strafvonnissen in werking getreden

De lidstaten van de Europese Unie moeten strafvonnissen afkomstig uit andere lidstaten erkennen. Een kaderbesluit dat deze materie regelt is onlangs in werking getreden. De strafmaat kan niet worden aangepast; een veroordeelde zal de straf moeten uitzitten die de buitenlandse rechter heeft opgelegd. Het kaderbesluit vervangt wat betreft de EU-lidstaten een verdrag in het kader van de Raad van Europa uit 1983. Over drie jaar moet het kaderbesluit omgezet zijn in nationale wetgeving.

Het ondergaan van de straf in eigen land kan ten goede komen aan de resocialisatie van de veroordeelde. Volgens het ministerie van Justitie is in de praktijk is gebleken dat terugkeer naar Nederland na een wat langere detentie in het buitenland, tot aansluitingsproblemen met de Nederlandse samenleving leidt, hetgeen de kans op recidive verhoogt.

Met het nieuwe kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen zal het aantal overnames van de straf door de lidstaat van herkomst naar verwachting flink stijgen. Onder het nieuwe regime kan Nederland de opgelegde straf niet ‘omzetten’ naar Nederlandse maatstaven. Wel is bepaald in het kaderbesluit dat de straf niet hoger mag uitvallen. Dit betekent wel dat sommige personen een straf moeten uitzitten die hoger is dan de straf die voor hetzelfde feit door een Nederlandse rechter zou zijn opgelegd

Het kaderbesluit zal voor de relatie tussen de EU-lidstaten in de plaats komen van het Raad van Europa verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 1983 (VOGP). Het oude verdrag maakte het mogelijk dat Nederlanders die in een ander land (dat partij is bij het Verdrag) in Nederland hun straf konden ondergaan. In de praktijk bleek er echter toch regelmatig een aantal obstakels aanwezig te zijn, waardoor het toch niet tot een overdracht kwam.

Een van die obstakels was de toestemming die de gevonniste persoon moest geven zodat de tenuitvoerlegging van de straf naar een andere lidstaat kan worden verplaatst. Het kaderbesluit schaft dit instemmingvereiste af. De basisregel is dat een rechterlijke beslissing genomen in een andere lidstaat wordt erkend en ten uitvoer gelegd als ware het een beslissing genomen door de eigen nationale autoriteiten.

Uit onderzoek blijkt dat er in vergelijking met andere EU-landen veel Nederlanders in buitenlandse detentie zitten. Meer dan 80% van hen is gedetineerd in verband met drugsdelicten. Naar verwachting zullen de nieuwe regels een aanzienlijk beslag leggen op de detentiecapaciteit in Nederland.