Kamerbrieven over stand van zaken sinds Oekraïne referendum

Contentverzamelaar

Kamerbrieven over stand van zaken sinds Oekraïne referendum

Het kabinet onderhandelt verder om een juridisch bindende oplossing te vinden die recht doet aan de uitkomst van het referendum en aanvaardbaar is voor het Nederlandse parlement en de overige 27 EU Lidstaten. Dat blijkt uit brieven die Minister Koenders en Minister-President Rutte aan de Tweede Kamer hebben gestuurd.

In de brieven van 31 oktober jl. en en 7 november jl. informeren Minister Koenders en Minister-President Rutte de Tweede Kamer over de inspanningen van het Kabinet om gevolg te geven aan de uitslag van het raadgevend referendum. Enkel een juridisch bindende oplossing die recht doet aan de nee-stem kan ratificatie van de Associatieovereenkomst met Oekraïne mogelijk maken. Het doel van het Kabinet is en blijft om die oplossing te vinden. Dit proces kost tijd. 

In de brief van 31 oktober wordt een terugkoppeling gegeven van de Europese Raad van 20 en 21 oktober 2016. Tijdens deze Europese Raad heeft de Minister-President de opvolging van de uitslag van het raadgevend referendum over de (goedkeuringswet van de) Associatieovereenkomst met Oekraïne besproken met de leden van de Europese Raad.

Verder blijkt uit de brieven dat de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken in de periode sinds het referendum intensief hebben overlegd met Europese partners en met Oekraïne. In deze informele contacten zijn de mogelijkheden verkend van een oplossing die recht doet aan de uitkomst van het referendum en aanvaardbaar is voor het Nederlandse parlement en de overige 27 EU Lidstaten. Gesproken is over de vorm en inhoud van een juridisch bindende oplossing.

In de ogen van het kabinet is de meest geschikte vorm voor de gezochte juridisch bindende oplossing een besluit is van de staats- en regeringsleiders, in het kader van de Europese Raad bijeen. Dit besluit dient tegemoet te komen aan de voornaamste zorgen zoals naar voren gekomen in het referendumdebat. Zo dient het besluit vast te leggen dat de Associatieovereenkomst geen opstap is naar of recht geeft op lidmaatschap van de Europese Unie. Het besluit dient tevens duidelijk te maken dat er geen sprake is van een collectieve veiligheidsgarantie voor Oekraïne en dat de Associatieovereenkomst de Lidstaten geen verplichting tot militaire samenwerking oplegt. Eveneens moet worden geëxpliciteerd dat er geen recht wordt verleend aan Oekraïense werknemers op toegang tot de EU arbeidsmarkt, en evenmin dat de Associatieovereenkomst een verplichting inhoudt tot financiële steun aan Oekraïne. In dat besluit zou voorts worden vastgelegd dat versterking van de rechtsstaat en in het bijzonder corruptiebestrijding een centraal onderdeel zijn van de Associatieovereenkomst.

Verder blijkt uit de brieven dat het kabinet doordrongen is van de mogelijke en verwachtbare negatieve gevolgen van een Nederlandse non-ratificatie. In dit verband wordt gewezen op de gevolgen voor de stabiliteit aan de Europese oostgrens en de relatie met Rusland; de gevolgen voor Oekraïne; en de gevolgen voor de capaciteit van de EU om een effectieve speler te zijn op het mondiale speelveld die welwaart en stabiliteit bevordert, in het bijzonder aan de Europese buitengrenzen. Gelet op deze internationale context ziet het kabinet het als een nationaal belang het maximale te doen om een oplossing te zoeken die recht doet aan zowel de uitkomst van het referendum als aan het belang van de Associatieovereenkomst.

Het kabinet heeft daarom besloten in de periode voorafgaand aan de Europese Raad van 15 en 16 december internationaal verder te onderhandelen om een juridisch bindende oplossing te vinden. Indien het mogelijk blijkt een dergelijk onderhandelingsresultaat te bereikten, dan zal het kabinet een wetsvoorstel tot regeling van de inwerkingtreding van de goedkeuringswet indienen.

Zie ook: