Minister Hirsch Ballin: uniform strafrecht is niet nodig

Contentverzamelaar

Minister Hirsch Ballin: uniform strafrecht is niet nodig

Het is niet nodig dat in de toekomst de strafrechtwetgevingen van de lidstaten geharmoniseerd worden. Leidend beginsel voor EU-samenwerking is dat van wederzijdse erkenning. Ook na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is er ruimte voor een eigen rechtstraditie en een eigen rechtsstelsel. Dat heeft minister Hirsch Ballin van Justitie gezegd tijdens een lezing bij de Universiteit van Tilburg. In deze lezing ontvouwt hij zijn visie op de toekomst van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

In zijn lezing gaat de minister in op het verdwijnen van de derde pijler als aparte besluitvormingsstructuur en de gevolgen daarvan voor de samenwerking van politie en justitie in strafzaken). Voor het overgrote gedeelte van de wetgeving die op dit moment nog binnen het kader van de derde pijler tot stand komt gaat de ‘normale’ wetgevingprocedure gelden: stemmen met gekwalificeerde meerderheid in de Raad van de EU en medebeslissingsrecht van het Europees Parlement. Er zijn nog wel uitzonderingen op deze regel, zoals voor het instellen van een Europees Openbaar ministerie.

Hij overweegt dat wederzijdse erkenning de hoeksteen in voor EU-samenwerking. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon wordt het mogelijk om zowel in het materiële strafrecht als het strafprocesrecht harmoniserende maatregelen te nemen (artikel 82 en 93 van het EU-Werkingsverdrag). Volgens Hirsch Ballin legt dit de basis voor ‘enige mate van eenheid van recht’, maar is er geen sprake van algehele harmonisatie op het gebied van strafrecht. Op basis van het beginsel van wederzijds vertrouwen kan er volgens hem een ‘ruimte van eenheid van recht’ ontstaan.

Hirsch Ballin zei het tevens te betreuren dat er in het Verdrag van Lissabon een overgangsperiode van vijf jaar is afgesproken voordat het Hof van Justitie de bevoegdheid krijgt zich op alle onderdelen van strafrechtelijke samenwerking recht te spreken. Nederland heeft de rechtsmacht van het Hof al sinds het Verdrag van Amsterdam de rechtsmacht van het Hof erkend.

Voor wat betreft het juridisch bindend worden van het EU Handvest van de grondrechten vindt Hirsch Ballin dat de hoven in Luxemburg en Straatsburg  een ‘goede dialoog’ moeten ontwikkelen om niet in elkaars vaarwater te komen.