Naleving arbeidstijdenrichtlijn: EP en Ombudsman beschuldigen Commissie van wanbeheer

Contentverzamelaar

Naleving arbeidstijdenrichtlijn: EP en Ombudsman beschuldigen Commissie van wanbeheer

De Europese Commissie heeft een klacht van een Duitse arts over de Duitse implementatie van de arbeidstijdenrichtlijn niet correct noch tijdig behandeld. De Europese Ombudsman oordeelde maar liefst twee keer dat er sprake is van wanbeheer door de Commissie en stelde het Europees Parlement op de hoogte van de kwestie. Het EP roept in een resolutie de Commissie op een besluit te nemen over een infractieprocedure tegen Duitsland en wijst er terloops op dat het EP zelf ook bevoegd is beroep in te stellen.

In 2001 klaagde een Duitse arts bij de Europese Commissie over de Duitse implementatie van de arbeidstijdenrichtlijn (richtlijn 93/104). De arbeidstijden van Duitse artsen (uren dat een arts oproepbaar is) waren volgens de klager te lang.

Tot twee maal toe klaagde deze dokter bij de Europese Ombudsman over de behandeling van zijn klacht, en werd in het gelijk gesteld. De eerste keer had het 15 maanden geduurd voordat de Commissie inlichtingen inwon bij Duitsland. In het tweede geval was een aanstaande wijziging van de arbeidstijdenrichtlijn voor de Commissie reden om de behandeling van de klacht wederom uit te stellen. In beide gevallen werd het optreden van de Commissie door de Ombudsman bestempeld als wanbeheer.

De wijziging van de arbeidstijdenrichtlijn is echter nog steeds niet rond. Het feit dat er een wijziging aankomt is volgens de Ombudsman geen reden om te wachten met een infractieprocedure. De Europese Commissie zet hier tegenover dat zij een ruime discretionaire bevoegdheid heeft bij de beslissing of een infractieprocedure zal worden ingeleid.

Aangezien handelen van de Commissie nog altijd uitbleef, heeft de Ombudsman in september 2007 een speciaal rapport geschreven aan het Europees Parlement. Het EP behandelt in september een ontwerpresolutie. Daarin wordt de conclusie van de Ombudsman gedeeld en het optreden van de Commissie scherp veroordeeld. Een voorstel tot wijziging van een richtlijn kan nimmer reden zijn voor het niet handhaven van een bestaande richtlijn en tot een rechtsvacuüm leiden. De Commissie zal de klacht zo snel en zorgvuldig mogelijk moeten behandelen.

De discretionaire bevoegdheid om een zaak bij het EG-Hof te starten als sprake is van een onjuiste naleving van het gemeenschapsrecht wordt door het EP erkend. Maar het EP vindt wel dat de Commissie op grond van artikel 226 EG-Verdrag verplicht is de administratieve voorfase van deze procedure te starten.
Het EP vindt dat de Commissie maar twee mogelijkheden heeft: een inbreukprocedure starten of de klacht verwerpen. In dit geval heeft de Commissie geen van beide gedaan.

Volgens het EP is dit slechts één voorbeeld van het systematische verzuim van de Commissie toe te zien op de implementatie van de arbeidstijdenrichtlijn.

In de resolutie wijst het Europees Parlement erop dat het de bevoegdheid heeft zelf beroep in te stellen bij het Hof van Justitie. Niet duidelijk is of het EP daarmee bedoelt dat als de Commissie nalatig blijft om op te treden tegen Duitsland, het EP zelf een beroep tegen Duitsland zal instellen, of dat het EP beroep zal instellen tegen de Commissie. Maar hier klinkt wel een institutionele vernieuwing door...