Nederland en ING winnen beroep tegen Commissie over steun aan ING

Contentverzamelaar

Nederland en ING winnen beroep tegen Commissie over steun aan ING

Volgens het EU-Gerecht heeft de Commissie de staatssteunregels onjuist toegepast bij de goedkeuring van de steun aan ING tijdens de kredietcrisis van 2008. Het ging hier met name om de tussentijdse wijziging van de aflossingsafspraken. De Commissie kan in beroep gaan of zal nu een nieuwe beslissing moeten nemen, waarbij ook de goedkeuringsvoorwaarden opnieuw tegen het licht gehouden moeten worden.

Het betreft het arrest van het Gerecht van 1 maart 2012, zaak T-29/10 en T-33/10. Voor het volledige arrest klik hier.

Tijdens de kredietcrisis van 2008 kreeg ING steun van de Nederlandse staat ter hoogte van 10 miljard euro. In ruil kreeg de staat 1 miljard bijzondere ING-aandelen. Afgesproken werd dat ING deze aandelen later voor 15 euro terug zou kopen of zou omzetten in normale aandelen. Toen ING in 2009 een deel van de steun wilde terugbetalen, hebben ING en de staat tussentijds de aflossingsvoorwaarden gewijzigd. In plaats van 15 euro betaalde ING de staat 10 euro per aandeel plus rente en een aflossingspremie.

De Commissie keurde in 2009 het gehele ING-steunpakket goed, maar oordeelde ook dat als gevolg van deze tussentijdse aanpassing van de aflossingsvoorwaarden niet 10, maar 12 miljard euro steun aan ING werd gegeven.

Zowel ING als de Nederlandse regering hebben vervolgens beroep ingesteld tegen de kwalificatie van de aanpassing van de aflossingsvoorwaarden als een nieuwe ronde steun ter hoogte van 2 miljard euro. Voor ING is dit beroep van belang, omdat de compenserende maatregelen die de Commissie aan ING heeft opgelegd zijn gebaseerd op een bedrag van 12 miljard, en niet van 10 miljard eruo. Zo moest ING op basis van deze maatregelen haar verzekeringsactiviteiten afstoten en een aantal dochterbanken verkopen zoals hypotheekbank WestlandUtrecht.

ING en de Nederlandse regering krijgen gelijk van het Gerecht. De Commissie had moeten onderzoeken of een particuliere investeerder – indien hij zich in dezelfde positie zou bevinden als de Nederlandse staat – dezelfde aflossingsvoorwaarden met ING zou zijn overeengekomen. Indien een particuliere investeerder dat zou doen, is er geen sprake van staatssteun. De Commissie heeft dit onderzoek niet naar behoren gedaan. De gewijzigde aflossingsvoorwaarden waren volgens het Gerecht niet per se voordeliger dan ING met een particuliere investeerder had kunnen afsluiten.

De Commissie kan nu drie dingen doen. Allereerst kan zij binnen twee maanden in hoger beroep gaan bij het EU-Hof. De Commissie kan ook kiezen de zaak met betrekking tot het steunbedrag van 2 miljard euro opnieuw te beoordelen. Ten slotte kan de Commissie de beslissing van het Gerecht uitspraak accepteren en opnieuw rond de tafel gaan zitten met ING.