Jaarbericht 2019 van de procesgemachtigden van de Nederlandse regering bij het EU-Hof

Contentverzamelaar

Jaarbericht 2019 van de procesgemachtigden van de Nederlandse regering bij het EU-Hof

In 2019 hebben het EU-Hof, het Gerecht en het EVA-Hof 83 zaken afgedaan waaraan de Nederlandse regering een bijdrage heeft geleverd. Het gaat om 75 prejudiciële uitspraken, 6 rechtstreekse zaken, een advies van het EU-Hof en een uitspraak van het EVA-Hof. Het oordeel van deze hoven in die zaken komt in ruime meerderheid grotendeels overeen met het door de Nederlandse regering ingebrachte standpunt. Dit blijkt uit de veertiende rapportage van de procesgemachtigden van de Nederlandse regering bij het EU-Hof.

Van de prejudiciële zaken die in het Jaarbericht 2019 procesvertegenwoordiging van de Nederlandse regering worden besproken zijn er 36 gewezen naar aanleiding van verwijzingen door Nederlandse rechters en 39 door rechters uit andere lidstaten. Daarnaast was de Nederlandse regering betrokken bij 6 rechtstreekse zaken. In die zaken trad Nederland één keer als verzoeker en één keer als verweerder op. In de overige gevallen heeft de Nederlandse regering zich gevoegd als interveniënt aan de zijde van een van de partijen.

De ontwikkeling van het Unierecht door de Europese hoven ziet ook in 2019 weer op een breed scala aan onderwerpen, zoals burgerschap, LGO, consumentenbescherming, externe betrekkingen en strafrecht. Op het gebied van burgerschap heeft het Hof geoordeeld dat een ononderbroken verblijf van 10 jaar buiten de EU, uitdrukking kan geven aan de afwezigheid van een effectieve band met Nederland. Verder oordeelde het Hof dat Nederland op grond van de loyale samenwerking verplicht is tot het compenseren van de Unie voor gederfde douane-inkomsten als gevolg van de onjuiste afgifte van exportcertificaten op Aruba en Curaçao (Commissie tegen Nederland). Ook noemenswaardig is het oordeel van het Hof dat – in het kader van consumentenbescherming – producenten verplicht zijn op levensmiddelen te vermelden wanneer deze afkomstig zijn uit een Israëlische nederzetting in door Israël bezette gebieden (Organisation juive européenne en Vignoble Psagot).

Ook in de externe betrekkingen en het strafrecht is het Hof actief geweest. Zo heeft het Hof in advieszaak CETA EU-Canada geadviseerd dat het geschillenbeslechtingsmechanisme uit het CETA-verdrag verenigbaar is met het Unierecht. Op het gebied van strafrecht heeft het Hof geoordeeld dat bepalingen uit een kaderbesluit geen rechtstreekse werking hebben en daarom niet tot gevolg kunnen hebben dat een nationale bepaling buiten toepassing blijft.

De rechtspraak van het EU-Hof draagt bij aan de rechtsontwikkeling binnen de Europese Unie en kan van invloed zijn op het Nederlandse recht en beleid. Zo leidt deze rechtspraak soms tot aanpassing van Nederlands recht of de uitvoeringspraktijk van de Nederlandse overheid. Door actief haar visie naar voren te brengen in zaken bij de Europese Hoven kiest de Nederlandse regering ervoor invloed uit te oefenen op deze rechtsontwikkeling. Alle zaken worden om die reden door de Nederlandse regering beoordeeld op een mogelijk Nederlands belang bij deelname aan de procedure.

In 2019 zijn er 966 nieuwe zaken aanhangig gemaakt bij het Hof van Justitie en 939 bij het Gerecht. In 2019 hebben Nederlandse rechters 28 maal vragen aan het Hof gesteld. Het Hof heeft in 2019 865 zaken afgedaan, waarvan 601 prejudiciële zaken. Bij het Gerecht waren dit er 874.