Nieuwe regels en waarborgen in strafprocedures nu in hele EU van toepassing

Contentverzamelaar

Nieuwe regels en waarborgen in strafprocedures nu in hele EU van toepassing

De EU-richtlijn betreffende bijzondere waarborgen voor kinderen in strafprocedures is de laatste in een reeks van zes EU-richtlijnen die procedurele rechten voor personen in de hele EU garanderen. Het ECER zet ze voor u op een rij.

Deze nieuwe rechten voor kinderen zijn vanaf 11 juni 2019 van toepassing. Daarnaast is ook de richtlijn die toegang tot rechtsbijstand waarborgt, intussen van toepassing, namelijk sinds 5 mei. Dit pakket EU-regels zorgt ervoor dat de grondrechten van EU-burgers op een eerlijke en gelijke behandeling worden geëerbiedigd in strafprocedures en op dezelfde wijze worden toegepast in alle lidstaten.

De volgende rechten zijn nu van toepassing:

  • bijzondere waarborgen voor kinderen - elk jaar worden in de EU meer dan 1 miljoen kinderen strafrechtelijk vervolgd. Kinderen zijn kwetsbaar en hebben bijzondere bescherming nodig in alle fasen van de procedure. Op grond van de nieuwe regels die vanaf vandaag van toepassing zijn, moeten kinderen worden bijgestaan door een advocaat en moeten zij gescheiden van volwassenen worden vastgehouden wanneer zij naar de gevangenis moeten. Het privé-leven moet worden geëerbiedigd en elk verhoor moet audiovisueel worden opgenomen of op een andere passende manier worden geregistreerd.
  • het recht op rechtsbijstand - verdachten en beklaagden hebben recht op rechtsbijstand, dat wil zeggen financiële steun, wanneer zij bijvoorbeeld niet over de middelen beschikken om de kosten van de procedure te betalen.

In de EU-regels worden duidelijke criteria gedefinieerd voor het verlenen van rechtsbijstand. Besluiten over rechtsbijstand moeten tijdig en zorgvuldig worden genomen en aan de betrokkenen moet schriftelijk worden meegedeeld of hun verzoek om rechtsbijstand geheel of gedeeltelijk is afgewezen.

Deze rechten vormen een aanvulling op de andere rechten die reeds in de EU van toepassing waren:

  • het recht op het vermoeden van onschuld en om bij het proces aanwezig te zijn - alle EU-lidstaten kennen het begrip "vermoeden van onschuld", maar de EU-regels zorgen ervoor dat het desbetreffende recht in de hele EU op uniforme wijze wordt toegepast. De regels verduidelijken dat de bewijslast bij de vervolgende instantie ligt, die moet aantonen dat de betrokkene schuldig is, en dat het niet aan de betrokkene is om aan te tonen dat hij niet schuldig is.
  • het recht op een advocaat - personen die van een misdrijf worden verdacht of beschuldigd, hebben waar dan ook in de EU het recht om een advocaat te raadplegen. Het recht op een advocaat geldt ook in procedures betreffende een Europees aanhoudingsbevel, zowel in de lidstaat die het bevel ten uitvoer legt als in de lidstaat waar het is gegeven.
  • het recht op informatie - de betrokkenen moeten onverwijld op de hoogte worden gebracht van het misdrijf waarvan zij worden verdacht of beschuldigd. Zij moeten ook onverwijld mondeling of schriftelijk op de hoogte worden gebracht van hun rechten in strafprocedures. Zij moeten toegang hebben tot de processtukken.
  • het recht op vertolking en vertaling - vertolking moet kosteloos worden aangeboden tijdens alle verhoren, waaronder politieverhoren, alle zittingen van rechtbanken en alle noodzakelijke tussentijdse zittingen, en ook tijdens belangrijke ontmoetingen tussen de betrokkene en zijn advocaat.

Volgende stappen

De lidstaten die de regels nog niet ten uitvoer hebben gelegd, moeten dat zo snel mogelijk doen. De Europese Commissie zal nauw met de lidstaten blijven samenwerken om ervoor te zorgen dat de regels correct worden toegepast ten behoeve van de burgers. Dit kan onder meer gebeuren via het houden van workshops en deskundigenvergaderingen.

Achtergrond

De artikelen 47 tot en met 49 van het EU-Handvest van de grondrechten beschermen de volgende rechten:

De Europese Commissie heeft in november 2013 de laatste drie van deze richtlijnen inzake procedurele rechten voor verdachten en beklaagden voorgesteld.

De twee richtlijnen betreffende het recht op vertolking en vertaling, respectievelijk het recht op informatie zijn van toepassing op alle lidstaten, met uitzondering van Denemarken. De andere vier richtlijnen (toegang tot advocaat, vermoeden van onschuld, recht op rechtsbijstand en bescherming van kinderen) zijn van toepassing op alle lidstaten, met uitzondering van Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken.

Meer informatie