Ombudsman: OLAF schendt beginsel onschuldpresumptie
Nieuwsbericht | 23-03-2009
OLAF ontving in 2006 aanwijzingen over mogelijke fraude die de Britse man zou hebben gepleegd met Europese gelden. OLAF besloot vervolgens de voormalige werkgever en diverse oud-collega’s van de man een brief te sturen om inlichtingen to vragen. In deze brief stelde OLAF dat de man ‘mogelijk betrokken was bij ernstige onregelmatigheden’ met betrekking tot het Europese fonds.
Toen de consultant deze brief in handen kreeg diende hij een klacht in bij de Ombudsman wegens schade aan zijn goede naam en reputatie. OLAF had volgens hem ook eerst hij hem kunnen informeren, voordat deze brief aan zijn voormalige collega’s en vakgenoten werd gestuurd.
Volgens OLAF kan het soms nodig zijn voor een onderzoek naar fraude dat dergelijke brieven verstuurd worden. De Ombudsman is het met OLAF eens dat derden om informatie kan worden gevraagd. Dit kan noodzakelijk zijn voor een onderzoek. OLAF moet hierbij wel rekening houden met de manier waarop zij dat doet. De beschuldigende taal waarvan OLAF in deze zaak gebruik heeft gemaakt is ongepast en neemt bovendien de onschuldpresumptie niet in acht.
De Ombudsman wijst op rechtspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg (T-48/05, Franchet en Byk/Commissie) waarin is bepaald dat naleving van het beginsel van ‘presumptio innocentiae’ zich niet beperkt tot het strafrecht.