Ook EVRM-klacht in Straatsburg biedt pensionado’s geen soelaas

Contentverzamelaar

Ook EVRM-klacht in Straatsburg biedt pensionado’s geen soelaas

De Nederlandse zorgverzekeringswet vormt geen inbreuk op het eigendomsrecht of het beginsel van gelijke behandeling. Ook is geen sprake van een oneerlijk proces. Dat blijkt uit een beslissing van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg waarin de klacht van de pensionado’s tegen Nederland niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Het betreft de beslissing van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 23 oktober 2012, Appl. No. 34880/12. De gepensioneerden wonen in een andere EU-lidstaat en hebben, omdat zij een Nederlands pensioen ontvangen, op grond van de EU-verordening inzake sociale zekerheid in hun woonland recht op zorg ten laste van Nederland. Zij zijn hiervoor een zogeheten verdragsbijdrage aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) verschuldigd.

De gepensioneerden stelden het verplichte karakter van deze dekking ter discussie en hebben jarenlang tegen het CVZ geprocedeerd. Op 13 december 2011 heeft de Centrale Raad van Beroep hen, na het arrest Van Delft (C-345/09) van het EU-Hof van Justitie in Luxemburg, in het ongelijk gesteld.

Vervolgens hebben de gepensioneerden hun klachten voorgelegd aan het EHRM in Straatsburg, omdat zij van mening waren dat hun rechten onder het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) waren geschonden.

Allereerst stelden de klagers dat de overheid, door hun particuliere ziektekostenverzekering te laten vervallen voor zover de dekking werd overgenomen door de dekking op grond van de genoemde verordening, inbreuk heeft gepleegd op hun eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Hierover merkt het EHRM op dat aanspraken op grond van een particuliere ziektekostenverzekering geen eigendom in de zin van het EVRM zijn en dat er om die reden geen strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol.

Verder stelden betrokkenen dat zij ongelijk behandeld waren met gepensioneerden die ten tijde van de invoering van de Zorgverzekeringswet in Nederland woonden. Het EHRM stelt vast dat betrokkenen inderdaad verschillend zijn behandeld, maar dat van strijd met het EVRM geen sprake is omdat niet kan worden gesproken van gelijke gevallen.

Ten slotte deden betrokkenen nog een beroep op artikel 6 van het EVRM (recht op een eerlijk proces). Ook deze klacht wordt door het EHRM verworpen: de klachten van betrokkenen zijn uitgebreid behandeld in de nationale rechtsgang – er zijn zelfs prejudiciële vragen gesteld aan het EU-Hof – en de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraken zeer uitgebreid stilgestaan bij alles aspecten van de zaken. Het EHRM herinnert er in dit verband aan dat het EHRM niet bedoeld is als een beroepsinstantie voor de nationale hoogste rechters.

Lees hier de volledige uitspraak.