Opleidingsvergoeding jonge voetballers geen inbreuk op vrij werknemersverkeer

Contentverzamelaar

Opleidingsvergoeding jonge voetballers geen inbreuk op vrij werknemersverkeer

Voetbalclubs die jonge talenten hebben opgeleid, maar die deze talenten niet kunnen vasthouden, kunnen voor de opleiding een vergoeding vragen van de club die de speler uiteindelijk contracteert. Dit is niet in strijd met het vrij verkeer van werknemers binnen de EU. Dat heeft het Hof van Justitie bepaalt in de zaak van Olivier Bernard, een Fransman die door Olympique Lyon werd opgeleid, maar uiteindelijk bij Newcastle ging spelen.

Het „Handvest van het beroepsvoetbal” van de Franse voetbalbond)bevat regels voor de tewerkstelling van voetbalspelers in Frankrijk. Volgens het handvest zijn veelbelovende voetbalspelers (“beloften”) in de leeftijd van 16 tot 22 jaar als spelers in opleiding in dienst van een profclub op basis van een contract voor bepaalde tijd. Het handvest verplicht de speler van de categorie „beloften”, wanneer de club die hem heeft opgeleid dit van hem verlangt, na afloop van de opleiding zijn eerste contract als beroepsspeler bij deze club te tekenen.

Olivier Bernard deed dat, maar diende zijn termijn niet uit. Hij vertrok voortijdig naar het Britse Newcastle. De Franse Cour de cassation vraagt aan het Hof van Justitie of volgens het beginsel van het vrije verkeer van werknemers opleidingsclubs hun spelers van de categorie „beloften” mogen beletten of ervan weerhouden een contract als beroepsspeler te tekenen bij een voetbalclub uit een andere lidstaat, voor zover de ondertekening van een dergelijk contract een veroordeling tot schadevergoeding met zich kan brengen.

Volgens het Hof kan het vooruitzicht een opleidingsvergoeding te ontvangen, de voetbalclubs echter aansporen op zoek te gaan naar talent en jonge spelers op te leiden. Opleidingsclubs zouden kunnen worden ontmoedigd te investeren in de opleiding van jonge spelers indien zij de hiertoe gedane uitgaven niet vergoed konden krijgen ingeval een speler bij afloop van zijn opleiding een contract als beroepsspeler sluit met een andere club. Dit geldt met name voor kleine opleidingsclubs waarvan de investeringen op lokaal niveau in de indienstneming en opleiding van jonge spelers van groot belang zijn voor de vervulling van de sociale en educatieve functie van sport, aldus het Hof. Hierin ligt de rechtvaardiging voor de belemmering voor het vrij verkeer van werknemers.
De Franse regeling sneuvelt uiteindelijk wel bij het Hof. De schadevergoeding die werd geëist zag namelijk niet op de kosten van de opleiding van Bernard, maar op het salaris dat deze speler gedurende een jaar zou hebben ontvangen indien hij het door deze club voorgestelde contract had getekend (53.357,16 €). Dit gaat volgens het Hof verder dan nodig is.