Opnieuw vragen van Raad van State aan EU-Hof over asielverzoeken van homoseksuele vreemdelingen

Contentverzamelaar

Opnieuw vragen van Raad van State aan EU-Hof over asielverzoeken van homoseksuele vreemdelingen

De Raad van State vraagt het EU-Hof uitleg te geven over de manier waarop in het kader van een asielverzoek de seksuele gerichtheid van homoseksuele vreemdelingen moet worden beoordeeld. De Raad van State wil daarbij ook duidelijkheid verkrijgen over de grenzen die bij de beoordeling in acht moeten worden genomen. Het gaat om prejudiciƫle vragen over de Europese Definitierichtlijn waarin minimumnormen zijn opgenomen voor bescherming van vluchtelingen. Vorig jaar stelde de Raad van State ook al vragen aan het EU-Hof over deze richtlijn in relatie tot homoseksuele vreemdelingen.

De Raad van State heeft de vragen gesteld in drie zaken over mannen uit Gambia, Afghanistan respectievelijk Oeganda. Alle drie hebben zij een asielaanvraag ingediend. Zij menen in aanmerking te komen voor asiel in Nederland vanwege hun seksuele gerichtheid. De staatssecretaris heeft de asielaanvragen afgewezen, omdat hij de seksuele gerichtheid van de vreemdelingen ongeloofwaardig vindt.

De Raad van State constateert in zijn uitspraken dat EU-lidstaten de seksuele gerichtheid van vreemdelingen op verschillende manieren beoordelen. Zo onderzoeken sommige lidstaten de seksuele gerichtheid door het stellen van vragen, terwijl andere lidstaten een medisch onderzoek laten uitvoeren. Dit is voor de Raad van State aanleiding om vragen te stellen aan het EU-Hof. De vragen in deze drie zaken zijn identiek. In april 2012 heeft de Raad van State eerder vragen aan het EU-Hof gesteld over homoseksuele vreemdelingen. Die vragen hebben betrekking op de mate van bescherming die homoseksuele vreemdelingen op grond van de Definitierichtlijn toekomt.

Voor de verwijzingsbeschikkingen klik hier (Gambia), hier (Afghanistan) en hier (Oeganda).