Overheid moet helft aanvullend pensioen garanderen bij insolventie werkgever

Contentverzamelaar

Overheid moet helft aanvullend pensioen garanderen bij insolventie werkgever

De EU-richtlijn die de rechten van werknemers bij insolventie van een werkgever beschermt eist van de overheid dat altijd tenminste de helft van een aanvullend pensioen wordt gegarandeerd. Werknemers kunnen desnoods een schadevordering indienen bij de overheid. Dat heeft het EU-Hof bepaald in een Ierse zaak.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 25 april 2013 in de zaak C‑398/11, Hogan e.a. tegen de Minister for Social and Family Affairs over de uitleg van artikel 8 van richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (PB L 283, blz. 36).

Hogan en andere gewezen werknemers van Waterford Crystal Ltd eisen schadevergoeding van de Minister for Social and Family Affairs, Ierland wegens de gebrekkige omzetting van richtlijn 2008/94. Hierdoor hebben zij een deel van hun aanvullend pensioen verloren toen hun werkgever failliet ging.

Het gaat om de vraag of de Ierse regering een inspanningsverplichting had om de werknemers zoveel mogelijk hun opgebouwde pensioen te realiseren, of dat de werknemers een garantie hadden op tenminste 50% van de opgebouwde rechten. Nederland heeft aan de zijde van de Ierse regering betoogd dat het hier gaat om een inspanningsverplichting.

Volgens artikel 8 van richtlijn 2008/94 moeten de lidstaten zich ervan vergwissen dat de nodige maatregelen worden getroffen om de belangen van de werknemers en die van de personen die de onderneming of vestiging van de werkgever op de datum van het intreden van de insolventie van de werkgever reeds hebben verlaten, te beschermen met betrekking tot hun verkregen rechten of hun rechten in wording op ouderdomsuitkeringen, met inbegrip van uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, uit hoofde van voor een of meer bedrijfstakken geldende aanvullende stelsels van sociale voorzieningen welke bestaan naast de nationale wettelijke stelsels van sociale zekerheid.

Deze bepaling is volgens het EU-Hof van toepassing wanneer het voor een of meer bedrijfstakken geldend aanvullend stelsel van sociale voorzieningen onvoldoende is gefinancierd op het tijdstip waarop de werkgever in staat van insolventie verkeert en de werkgever, wegens zijn insolventie, niet over de middelen beschikt die noodzakelijk zijn om voldoende bij te dragen aan dit stelsel teneinde ervoor te zorgen dat de begunstigden ervan hun volledige pensioenuitkeringen ontvangen. Deze begunstigden hoeven niet aan te tonen dat andere factoren ten grondslag liggen aan het verlies van hun rechten op ouderdomsuitkeringen.

De vraag of een lidstaat de bij artikel 8 van richtlijn 2008/94 vastgestelde verplichtingen correct is nagekomen, wordt niet bepaald door het specifieke karakter van de door deze lidstaat getroffen maatregelen, maar door het resultaat van de toepassing van deze nationale maatregelen. Volgens het Hof telt daarbij dat de economische situatie van Ierland niet zodanig uitzonderlijk is dat zij kan rechtvaardigen dat een lager beschermingsniveau geldt voor de belangen van de werknemers met betrekking tot hun rechten op ouderdomsuitkeringen uit hoofde van een voor een of meer bedrijfstakken geldend aanvullend stelsel van sociale voorzieningen.

Wanneer maatregelen van een lidstaat er niet toe leiden dat de werknemers meer dan 49 % ontvangen van de waarde van de door hen opgebouwde rechten op ouderdomsuitkeringen uit hoofde van een voor een of meer bedrijfstakken geldend aanvullend stelsel van sociale voorzieningen, levert dat als zodanig een gekwalificeerde schending van de op die lidstaat rustende verplichtingen.

Update: Lees hier de brief over dit arrest van de staatssecretaris van SZW aan de Tweede Kamer van 3 december 2013.