Prijskaartje te late uitvoering arrest EG-Hof: 10 miljoen euro

Contentverzamelaar

Prijskaartje te late uitvoering arrest EG-Hof: 10 miljoen euro

Het EG-Hof van Justitie heeft Frankrijk veroordeeld tot betaling van 10 miljoen euro aan de Europese Commissie omdat Frankrijk te laat gevolg heeft gegeven aan een arrest van het Hof uit 2004. Frankrijk repareerde het gebrek nog wel voordat de procedure ten einde was, maar dat mocht niet baten. Het Hof stelt vast dat een boete ook een preventief doel kan hebben. Het is dus belangrijk onmiddellijk gevolg te geven aan een arrest van het EG-Hof.

Bij arrest van 15 juli 2004 is Frankrijk veroordeeld door het Hof wegens de niet-omzetting in nationaal recht van richtlijn 2001/18/EG inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) in het milieu. Toen de Commissie Frankrijk op 5 november 2004 vroeg wat de stand van zaken was, antwoordde Frankrijk dat er vanwege de grote politieke commotie over het onderwerp een parlementaire enquête gestart was. Frankrijk had besloten de resultaten van dit onderzoek af te wachten.

Door dit onderzoek en de daarop volgende behandeling van de implementatiewetgeving door de regering en het parlement kon de richtlijn uiteindelijk pas eind 2006 geïmplementeerd worden door Frankrijk. De druppel die de emmer deed overlopen was vervolgens het besluit van het Franse parlement de behandeling van de implementatiewetgeving over het winterreces heen te tillen naar het voorjaar van 2007. De Commissie stelde een beroep in bij het Hof op basis van artikel 228 EG. Zij eiste een dwangsom voor iedere dag dat Frankrijk in gebreke zou blijven vanaf de datum van het nieuwe arrest en bovendien een boete (forfaitaire som) per dag vanaf het eerste arrest indien het eerste arrest werd uitgevoerd voordat de nieuwe procedure afgerond was.

Tijdens de procedure voerde Frankrijk alsnog naar tevredenheid van de Commissie wetgeving in. Omdat de schending dus niet voortduurde, trok de Commissie haar vordering tot betaling van een dwangsom in. De Commissie bleef echter wel een forfaitaire som vorderen met als doel Frankrijk te bestraffen voor de wijze van handelen. Dit is in overeenstemming met punt 10 van haar mededeling uit 2005 betreffende inbreukprocedures. Volgens Frankrijk is dit niet mogelijk; het opleggen van een forfaitaire som zou bedoeld zijn om een situatie die blijft voortduren te herstellen.

Het Hof overweegt dat, ook al is een eerder arrest volledig uitgevoerd voordat de nieuwe procedure is afgelopen, het wel degelijk noodzakelijk kan zijn een boete op te leggen om zodoende toekomstige inbreuken te voorkomen (als overreding of afschrikking). De richtsnoeren in de mededeling van de Commissie binden het Hof echter niet; het weegt zelf alle omstandigheden af om tot een boete te besluiten.

In dit geval vindt het Hof dat een boete op zijn plaats is. Ten aanzien van Frankrijk zijn meerdere arresten gewezen op het gebied van GGO’s. Er is dus sprake van een herhaling van inbreuken. Frankrijk kan zich niet beroepen op nationale omstandigheden die tot de vertraging hebben geleid. Bovendien neemt het Hof in de afweging mee, dat de betreffende richtlijn harmonisatiedoeleinden op het gebied van de introductie van GGO’s nastreeft. Andere lidstaten moeten er op kunnen rekenen dat Frankrijk zich aan zijn verplichtingen houdt. De introductie van GGO’s kan immers onomkeerbare gevolgen hebben voor het Europese milieu.

Een boete van 10 miljoen euro wordt redelijk geacht. Het Hof stelt hierbij wel vast dat Frankrijk niet met opzet de maatregelen heeft vertraagd.