Raad en Europees Parlement bereiken politieke akkoorden over toereikende minimumlonen, universele opladers en ‘vrouwenquotum’ in het bedrijfsleven

Contentverzamelaar

Raad en Europees Parlement bereiken politieke akkoorden over toereikende minimumlonen, universele opladers en ‘vrouwenquotum’ in het bedrijfsleven

De Raad en het Europees Parlement hebben een politiek akkoord bereikt over EU-regels die ervoor moeten zorgen dat er een beter evenwicht ontstaat tussen mannen en vrouwen binnen de top van het Europese bedrijfsleven. Daarnaast bereikten zij een politiek akkoord over EU-regels die ervoor moeten zorgen dat werknemers in de EU een billijk minimumloon ontvangen. Verder sloten de Raad en het Europees Parlement een akkoord over EU-regels die het mogelijk maken dat elektronische apparaten met dezelfde universele oplader kunnen worden opgeladen.

Achtergrond

Op 14 november 2012 heeft de Europese Commissie een wetgevingsvoorstel ingediend ter bevordering van het aantal vrouwen in topfuncties binnen het Europese bedrijfsleven (zie het ECER-bericht over dit wetgevingsvoorstel). Daarnaast presenteerde de Commissie op 28 oktober 2020 een wetgevingsvoorstel waarin een kader werd geformuleerd voor de toegang tot een toereikend minimumloon voor werknemers in EU-lidstaten (zie het ECER-bericht over dit wetgevingsvoorstel). Verder publiceerde de Europese Commissie op 23 september 2021 een wetgevingsvoorstel voor een universele oplader voor alle elektronische apparaten (zie dit ECER-bericht over het wetgevingsvoorstel).

Op 6 juni 2022 hebben het Europees Parlement en de Raad een politiek akkoord bereikt over het voorstel van de Commissie voor een universele oplader. Een dag later bereikten de Raad en het Europees Parlement politieke akkoorden over de voorstellen met betrekking tot toereikende minimumlonen en het vrouwenquotum in het bedrijfsleven. De politieke akkoorden moeten nog formeel worden goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement.

Politiek akkoord over de universele oplader

Het politieke akkoord dat de Raad en het Europees Parlement hebben bereikt, is een bevestiging van het voorstel van de Commissie en breidt dit verder uit:

  • De oplaadpoort en de snellaadtechnologie worden geharmoniseerd: de USB-C-poort zal de standaardpoort zijn. Daardoor zullen consumenten al hun apparaten met dezelfde USB-C-oplader kunnen opladen;
  • De verkoop van opladers wordt losgekoppeld van de verkoop van elektronische apparaten: consumenten zullen een nieuw elektronisch apparaat zonder een nieuwe oplader kunnen kopen;
  • Betere informatie voor de consument: de producenten zullen relevante informatie over de oplaadprestaties moeten verstrekken, o.a. over het vermogen dat het apparaat nodig heeft en of het al dan niet compatibel is met snelladen;
  • De weg wordt geëffend voor geharmoniseerde draadloze oplaadmogelijkheden: aangezien de technologie zich snel ontwikkelt, zal de Commissie, om een mogelijke toekomstige versnippering van de markt te beperken, de verschillende beschikbare technologieën evalueren met het oog op een mogelijke toekomstige harmonisatie;

Politiek akkoord over het kader voor een toereikend minimumloon

De belangrijkste elementen van de richtlijn, waarover de Raad en het Europees Parlement een politiek akkoord hebben bereikt, zijn:

  • Een kader voor de vaststelling en aanpassing van het wettelijk minimumloon: de lidstaten met een wettelijk minimumloon zullen een degelijk bestuurlijk kader voor de vaststelling en aanpassing van minimumlonen moeten opzetten. Dit omvat:
    • duidelijke criteria voor de vaststelling van het minimumloon (waaronder: de koopkracht, rekening houdend met de kosten van levensonderhoud; loonniveau, -verdeling en -groei, en nationale productiviteit);
    • het gebruik van indicatieve referentiewaarden als leidraad voor de beoordeling van de toereikendheid van het minimumloon, waarbij de richtlijn aanwijzingen geeft over mogelijke waarden die zouden kunnen worden gebruikt;
    • regelmatige en tijdige aanpassing van het minimumloon;
    • oprichting van adviesorganen waaraan de sociale partners kunnen deelnemen;
    • overeenstemming van variaties en inhoudingen van wettelijke minimumlonen met de beginselen van non-discriminatie en evenredigheid, en met name het nastreven van een legitiem doel; en
    • doeltreffende betrokkenheid van de sociale partners bij de vaststelling en de aanpassing van het wettelijk minimumloon.
  • Bevorderen en vergemakkelijken van collectieve loononderhandelingen: de richtlijn ondersteunt collectieve onderhandelingen in alle lidstaten. Landen met een hoge cao-dekkingsgraad hebben namelijk doorgaans een lager percentage laagbetaalde werknemers, minder loonongelijkheid en hogere lonen. Bovendien verzoekt de richtlijn de lidstaten met een cao-dekkingsgraad van minder dan 80 % een actieplan ter bevordering van cao's op te stellen.
  • Betere monitoring en handhaving van de bescherming in de vorm van een minimumloon: de lidstaten moeten gegevens verzamelen over de dekkingsgraad en de toereikendheid van het minimumloon en ervoor zorgen dat werknemers toegang hebben tot geschillenbeslechting en een recht op verhaal hebben. Alleen als de bestaande cao's of nationale wettelijke bepalingen worden nageleefd en doeltreffend worden gehandhaafd, hebben de werknemers daadwerkelijk toegang tot de bescherming van een minimumloon. Ook moet concurrentie die gebaseerd is op innovatie, productiviteit en de eerbiediging van sociale normen, worden bevorderd.

Politiek akkoord over ‘vrouwenquotum’ in het bedrijfsleven

De belangrijkste elementen van de richtlijn, waarover de Raad en het Europees Parlement een politiek akkoord hebben bereikt, zijn:

  • Ten minste 40 procent van het ondervertegenwoordigde geslacht moet vertegenwoordigd zijn in niet-uitvoerende raden van beursgenoteerde ondernemingen of 33 procent onder alle bestuurders. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ondernemingen deze doelstelling nastreven. Ondernemingen die deze doelstellingen niet halen, moeten transparante en genderneutrale criteria toepassen bij de benoeming van bestuurders en voorrang geven aan het ondervertegenwoordigde geslacht wanneer twee kandidaten van verschillend geslacht gelijk gekwalificeerd zijn;
  • Duidelijke en transparante benoemingsprocedures voor bestuursleden met een objectieve beoordeling op basis van verdienste, ongeacht geslacht. De selectieprocedure voor niet-uitvoerende bestuurders moet voldoen aan de volgende bindende maatregelen:
    • Wanneer twee kandidaten van verschillend geslacht gelijk gekwalificeerd zijn, wordt de voorkeur gegeven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht, in ondernemingen waar de doelstelling voor genderevenwicht niet wordt gehaald.
    • Ondernemingen moeten hun kwalificatiecriteria bekendmaken als de afgewezen kandidaat daarom vraagt. Ondernemingen zijn verder verantwoordelijk om te bewijzen dat geen maatregelen zijn overtreden, als het vermoeden bestaat dat een niet-geselecteerde kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht even gekwalificeerd was.
    • Ondernemingen moeten individuele toezeggingen doen om een genderevenwicht te bereiken onder hun uitvoerende bestuurders.
    • Ondernemingen die de doelstelling van deze richtlijn niet halen, moeten verslag uitbrengen over de redenen en de maatregelen die zij nemen om deze tekortkoming aan te pakken.
    • De sancties van de lidstaten voor ondernemingen die niet voldoen aan de selectie- en rapportageverplichtingen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten moeten ook informatie publiceren over ondernemingen die de doelstellingen wel halen, wat zou dienen als peer pressure ter aanvulling van de handhaving ("faming"-bepaling).

Meer informatie:

  • Persbericht van de Europese Commissie over het politieke akkoord over de universele oplader
  • Persbericht van de Europese Commissie over het politieke akkoord over toereikende minimumlonen
  • Persbericht van de Europese Commissie over het politieke akkoord over het vrouwenquotum in het bedrijfsleven
  • ECER-dossier – Arbeidsrecht