Raad mocht salarisverhoging EU-ambtenaren weigeren

Contentverzamelaar

Raad mocht salarisverhoging EU-ambtenaren weigeren

Het EU-Hof heeft de Raad gelijk gegeven in zijn onenigheid met de Commissie over de jaarlijkse verhoging van de EU-ambtenarensalarissen. Het is alleen aan de Raad, en niet aan de Commissie, om conclusies te trekken over de sociaaleconomische situatie in de Europese Unie. Indien de Raad concludeert dat er een sociaaleconomische crisis is in de EU, is de uitzonderingsclausule in het EU-ambtenarenstatuut van toepassing. De Commissie moet dan een voorstel doen voor de jaarlijkse aanpassing van de EU-ambtenarensalarissen dat daarmee rekening houdt.

Het gaat om de arresten van het EU-Hof van 19 november 2013 in de zaken C-63/12, C-66/12 en C-196/12.

Sinds het uitbreken van de economische crisis in 2009 heeft de Raad de Commissie opgeroepen de lonen van de EU-ambtenaren te matigen. Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben sinds die crisis immers de lonen van hun eigen ambtenaren bevroren, gematigd of zelfs gekort. Het EU-ambtenarenstatuut schrijft voor dat de Raad jaarlijks de loonontwikkeling van ambtenaren in de lidstaten evalueert en in het licht daarvan de EU-ambtenarensalarissen aanpast. Onder normale economische omstandigheden werd deze aanpassing automatisch gedaan volgens een formule die in een bijlage van het Statuut stond en tussen 2004-2012 gold. In die bijlage is ook een uitzonderingsclausule opgenomen, die de mogelijkheid biedt om af te wijken van die formule wanneer er sprake is van een sociaaleconomische crisis binnen de Unie. De Raad wilde die clausule al in 2009 toepassen, maar de Commissie weigerde dat. In 2010 is daarom al een Hofzaak gevoerd tussen de Commissie en de Raad (C-40/10). De Raad heeft die verloren omdat hij niet zelf het voorstel van de Commissie mocht wijzigen. Hij had de Commissie een formeel verzoek moeten doen om cijfers en een rapport over de economische situatie in de Unie aan te leveren.

De Raad heeft het jaar daarna wel zo’n verzoek gedaan. Desondanks heeft de Commissie op basis van haar rapport zelf geconcludeerd dat er geen sprake was van een economische crisis en dus een voorstel op grond van de standaard formule ingediend dat een stijging van 1,7 % inhield. Dit voorstel weigerde de Raad over te nemen, waarop beide instellingen naar het Hof zijn gestapt. Ditmaal geeft het Hof de Raad gelijk. Het besluit van de Raad is correct tot stand gekomen en alleen hij mocht in deze fase van de procedure concluderen dat er sprake is van een sociaaleconomische crisis. Volgens het Hof beschikt de Commissie niet over een ruime beoordelingsmarge als het gaat om sociaaleconomische politiek. Die is, zoals ook in het statuut staat, voorbehouden aan de Raad. De uitzonderingsclausule schrijft voor dat de Commissie, indien de Raad concludeert dat er sprake is van een economische crisis, een voorstel moet doen dat met die conclusie rekening houdt. De Raad en het Europees Parlement besluiten dan samen , volgens de gewone wetgevingsprocedure over de voorgestelde aanpassing.