Raad oefent voor het eerst toetsingsrecht uit wegens veronderstelde overschrijding van uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie

Contentverzamelaar

Raad oefent voor het eerst toetsingsrecht uit wegens veronderstelde overschrijding van uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie

De Europese Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om ervoor te zorgen dat de uitvoering van EU-wetgeving in de EU-lidstaten eenvormig plaatsvindt. De Raad kan een toetsingsrecht uitoefenen wanneer zij van mening is dat de Commissie met de vaststelling van een ontwerp-uitvoeringshandeling de toegekende uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt. De Raad heeft nu voor het eerst gebruik gemaakt van dit toetsingsrecht. De Commissie moet nu onderzoeken of zij de ontwerp-uitvoeringshandeling wil handhaven, wijzigen of intrekken.

Achtergrond

In beginsel voeren de EU-lidstaten zelfstandig EU-wetgevingshandelingen uit en is er dus geen noodzaak voor een rol van de Commissie. Bij wetgevingshandelingen gaat het onder meer om verordeningen en richtlijnen. Soms is het echter nodig dat eenvormige voorwaarden worden vastgesteld ter uitvoering van EU-wetgeving, omdat anders het risico bestaat op een uiteenlopende uitvoering van de wetgeving in de EU-lidstaten. In dat geval worden aan de Commissie in de EU-wetgevingshandeling bevoegdheden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen (zogenaamde ‘uitvoeringsbevoegdheden’) (artikel 291, lid 2, EU-Werkingsverdrag).

De wijze waarop de Raad de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleert, is geregeld in verordening 182/2011 (hierna: comitologieverordening). Op grond van artikel 11 van de comitologieverordening kunnen de Raad en het Europees Parlement de Commissie te allen tijde te kennen geven dat een ontwerp-uitvoeringshandeling de bij de wetgevingshandeling verleende uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt (‘ultra vires toetsingsrecht’).

Uitoefening toetsingsrecht

Op 1 juni 2021 heeft de Raad voor het eerst gebruik gemaakt van dit ultra vires toetsingsrecht (zie het besluit van de Raad om het toetsingsrecht uit te oefenen). Het gaat in dit geval om een toetsing van de Raad aangaande een ontwerp-uitvoeringshandeling die de Commissie op grond van artikel 14, lid 9 van verordening 2018/1724 heeft vastgesteld. De Raad voert in haar besluit een aantal standpunten aan waarom de Commissie met de vaststelling van de ontwerp-uitvoeringshandeling haar uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt:

  1. Artikel 14, lid 9 van verordening 2018/1724 vereist dat de in dat artikel bedoelde technische en operationele specificaties uiterlijk op 12 juni 2021 moeten worden vastgesteld door de Commissie, maar de ontwerp-uitvoeringshandeling voorziet ook in de vaststelling van dergelijke specificaties na 12 juni 2021;
  2. De uitvoeringshandelingen op grond van artikel 14, lid 9 van verordening 2018/1724 moeten volgens een onderzoeksprocedure worden vastgesteld, maar de ontwerp-uitvoeringshandeling voorziet ook in de vaststelling van uitvoeringshandelingen buiten het toepassingsgebied van de onderzoeksprocedure;
  3. Artikel 14 van de ontwerp-uitvoeringshandeling wijkt af van artikel 14, lid 5 van verordening 2018/1724. Uitvoeringshandelingen mogen de ‘basishandeling’ – in dit geval verordening 2018/1724 – echter niet wijzigen.

Volgende stappen

De Commissie moet de ontwerpuitvoeringshandeling nu onderwerpen aan een hernieuwd onderzoek. Bij dit onderzoek dient de Commissie rekening te houden met de door de Raad naar voren gebrachte standpunten. Na het onderzoek zal de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement mededelen of zij de ontwerpuitvoeringsverordening wil handhaven, wijzigen of intrekken.

Meer informatie