Raad van State: meer aandacht voor juiste afstemming met EU-recht

Contentverzamelaar

Raad van State: meer aandacht voor juiste afstemming met EU-recht

In de moderne meer gelaagde rechtsorde is het belangrijk dat wetgeving direct goed wordt afgestemd met het recht van de Europese Unie. Bij nieuwe voorstellen van de EU moet meteen duidelijk zijn welke uitgangspunten en waarden in het Nederlands recht daardoor geraakt kunnen worden. Dat stelt de Raad van State in zijn jaarverslag over 2012. Daaruit blijkt ook dat de Afdeling bestuursrechtspraak in 17 zaken prejudiciële vragen heeft gesteld aan het EU-Hof.

Aan het jaarverslag wordt het volgende ontleend.

De Afdeling advisering en het Europese Unierecht 

In 2012 is ook steeds weer de juiste afstemming van Europese en nationale wetgeving in de adviezen van de Afdeling advisering aan de orde gekomen; zowel bij implementatie (systematiek en de onderlinge afstemming van de Europese en nationale wetgeving) als bij het naleven van algemene leerstukken van het Unierecht (vrijheden, mededinging en steun). In de adviezen werden soms vermoedelijke schendingen van het Unierecht gesignaleerd, soms werden vragen gesteld over de proportionaliteit van beperkingen van vrij verkeer en soms werd te weinig aandacht geconstateerd voor de implicaties van het Unierecht. In de moderne meer gelaagde rechtsorde is het van belang dat wetgeving vanaf het eerste moment goed wordt afgestemd met het recht van de Europese Unie. Bij nieuwe voorstellen van de zijde van de Europese Unie moet daarom vanaf het begin duidelijk zijn welke uitgangspunten en constitutionele waarden in het Nederlands recht daardoor geraakt kunnen worden. In dat kader heeft de Afdeling advisering op verzoek van de Tweede Kamer een voorlichting gegeven over de voorstellen van de Europese Commissie tot herziening van het Europese regelgevend kader inzake verwerking en bescherming van persoonsgegevens. De gelaagde rechtsorde binnen de EU maakt het soms noodzakelijk dat de Nederlandse wetgever in contact treedt met de Europese Commissie, gelet op haar rol op specifieke rechtsgebieden. In enkele adviezen heeft de Afdeling advisering gewezen op kennelijk gebrek aan overleg met de Europese Commissie of mogelijke spanning met een aanpak die de Commissie voorstaat.   

De Afdeling bestuursrechtspraak en het Europese Unierecht

Effectieve en uniforme doorwerking van het Unierecht vergt samenwerking tussen de Afdeling bestuursrechtspraak en het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) door middel van het stellen van prejudiciële vragen. Als hoogste nationale instantie geldt voor de Afdeling bestuursrechtspraak een plicht tot verwijzing. In 2012 heeft zij in 17 zaken prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU. Dit is meer dan in het jaar daarvoor. De meeste verwijzingsuitspraken gaan over het vreemdelingenrecht. Identieke prejudiciële vragen die zich voordoen in verschillende aanhangige zaken worden zo veel mogelijk gelijktijdig gesteld. Vermeldenswaardig is dat de Afdeling bestuursrechtspraak op 4 juni 2012 het HvJ EU voor het eerst heeft verzocht om toepassing van de zogenoemde prejudiciële spoedprocedure. 

Implementatie omvat het geheel van maatregelen die lidstaten moeten nemen ter uitvoering van besluiten of regelgeving van de Europese Unie. Ingevolge de jurisprudentie van het HvJ EU moet de omzetting in nationale regelgeving tijdig, volledig, voldoende nauwkeurig zijn en door middel van dwingende regels plaatsvinden. Ook moeten daadwerkelijke toepassing en handhaving verzekerd zijn. Bij toetsing beziet de Afdeling bestuursrechtspraak eerst of richtlijnconforme interpretatie mogelijk is en pas dan of een richtlijnbepaling rechtstreekse werking heeft.

Sinds 1 december 2009 is het Handvest van de Grondrechten van de EU juridisch bindend. Het toepassingsgebied van het EU-Handvest wordt geregeld in het eerste lid van artikel 51. Uit de toelichting daarop blijkt dat het moet gaan om het optreden van een lidstaat binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie. Enkel wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 51, eerste lid, van het EU-Handvest, volgt een inhoudelijke beoordeling van het EU-Handvest in de uitspraak.

Het Europees staatssteunrecht is een ander onderwerp waarover vaak vragen rijzen. In 2012 kwam het aan de orde in het ruimtelijk ordeningsrecht. In de meeste zaken in 2012 ging het steeds om nieuwe of voorgenomen steunmaatregelen, die vooraf bij de Europese Commissie aangemeld moeten worden. In een geval, de baanverlenging van vliegveld Eelde, ging het om een al bestaande steunmaatregel. In het kader van een bestemmingsplan gaat het doorgaans om de vraag of het bestemmingsplan of het ruimtelijke-ordeningsbesluit uitvoerbaar is zonder staatssteun. In 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in twee zaken geoordeeld dat de onderzoeksplicht ten aanzien van eventuele staatssteun door het bestuursorgaan niet in acht is genomen. In beide zaken is het bestuursorgaan de mogelijkheid geboden om het gebrek te herstellen.