Raad van State schrapt dwangsom na uitleg EU-Hof

Contentverzamelaar

Raad van State schrapt dwangsom na uitleg EU-Hof

De provincie Gelderland had geen dwangsom mogen opleggen aan een metaalgieterij uit Doetinchem vanwege te hoge uitstoot van vluchtige organische stoffen. Het provinciebestuur had eerst moeten onderzoeken of het bedrijf extra tijd gegund moest worden om vervangingsproducten te ontwikkelen. Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het gaat om de einduitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016 met zaaknummer 201205897/2. Het EU-Hof gaf antwoorden op vragen van de Afdeling in zijn arrest van 10 september 2015 in de zaak C-81/14.

Achtergrond

Volgens het provinciebestuur voldeed het bedrijf niet aan het Oplosmiddelenbesluit. Hierin zijn normen opgenomen uit een Europese richtlijn om de uitstoot van vluchtige organische stoffen tegen te gaan. Het provinciebestuur vindt dat het bedrijf per definitie uiterlijk 31 oktober 2007 aan de uitstootnormen uit het Oplosmiddelenbesluit had moeten voldoen, of aan de eisen van een reductieprogramma. Het bedrijf vindt dat het extra tijd had moeten krijgen om het reductieprogramma uit te voeren en vervangingsproducten te ontwikkelen waarmee het wel aan de uitstootnormen kon voldoen.

Extra tijd

De Afdeling bestuursrechtspraak is, gelet op de uitleg die het Hof van Justitie heeft gegeven aan de 'extra tijd'-regeling in de Europese richtlijn, van oordeel dat het provinciebestuur eerst had moeten onderzoeken of het bedrijf extra tijd gegund kon worden. Omdat het provinciebestuur dat heeft nagelaten, had het geen dwangsom mogen opleggen, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. Daarbij is van belang dat het bedrijf daadwerkelijk vervangingsproducten heeft ontwikkeld met weinig of geen oplosmiddelen. Als het bedrijf extra tijd was gegund, had het zijn installaties kunnen blijven gebruiken zonder het Oplosmiddelenbesluit te overtreden, aldus de hoogste algemene bestuursrechter.

Eerdere prejudiciƫle vragen

In deze zaak stelde de Afdeling bestuursrechtspraak in februari 2012 zogenoemde prejudiciƫle vragen aan het Hof van Justitie in Luxemburg. Zij legde het Hof een aantal vragen voor over de 'extra tijd'-regeling en hoe kan worden vastgesteld of een bedrijf aanspraak kan maken op extra tijd. Verder vroeg de Afdeling bestuursrechtspraak aan het Europese Hof hoeveel extra tijd aan een bedrijf kan worden gegund en aan de hand van welke criteria dat wordt bepaald. Het Hof beantwoordde deze vragen in zijn arrest van september 2015.