Raad van State stelt vragen over België-route

Contentverzamelaar

Raad van State stelt vragen over België-route

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 oktober 2012 in vier hoger beroepszaken vragen gesteld aan het EU-Hof. Het gaat in deze zaken om vreemdelingen uit niet-EU-landen die menen dat zij op grond van EU-recht als familieleden van Nederlanders het recht hebben om in Nederland te verblijven. De Raad van State wil onder meer uitleg van het EU-Hof over de Burgerschapsrichtlijn 2004/38/EG.

De Burgerschapsrichtlijn 2004/38/EG geldt niet voor Nederlanders die zich in Nederland bevinden en daarom ook niet voor hun familieleden. Als een Nederlander echter langere tijd in een andere EU-lidstaat, zoals België, heeft gewoond of gewerkt en vervolgens weer terugkeert naar Nederland, vallen zijn familieleden wel onder de werking van de richtlijn en hebben zij in principe recht op verblijf in Nederland.

De Raad van State wil weten of de richtlijn ook van toepassing is als een Nederlander in een andere lidstaat heeft verbleven, maar daar niet heeft gewerkt. Verder vraagt de Raad van State of het verblijf in de andere lidstaat een bepaalde minimale duur moet hebben gehad, voordat het familielid bij terugkomst van deze Nederlander in Nederland recht op verblijf heeft. Ten slotte speelt de vraag onder welke omstandigheden een vreemdeling, die een familielid is van een Nederlander die in Nederland woont, maar werkt in een andere lidstaat van de Europese Unie, recht heeft op verblijf in Nederland.

Zie hier en hier de volledige tekst van de twee verwijzingsuitspraken.