Raadsconclusies over EU-standpunt in WRC-conferentie ongeldig

Contentverzamelaar

Raadsconclusies over EU-standpunt in WRC-conferentie ongeldig

De Raad heeft ten onrechte conclusies vastgesteld ter bepaling van het standpunt dat namens de Unie moest worden ingenomen tijdens de Wereldradiocommunicatieconferentie 2015. Op grond van het EU-Werkingsverdrag had de Raad een besluit op voorstel van de Commissie moeten vaststellen. De conclusies van de Raad moeten daarom nietig worden verklaard. Dat heeft het EU-Hof bepaald in een beroep van de Commissie tegen de Raad.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 25 oktober 2017 in de zaak C-687/15.

De Commissie heeft het Hof verzocht om de conclusies van de Raad over de Wereldradiocommunicatieconferentie 2015 (WRC-15) van de Internationale Telecommunicatie-unie (ITU) te vernietigen. Tijdens de WRC-15 zouden onderhandelingen over de herziening van het radioreglement worden gevoerd. Op 29 mei 2015 heeft de Commissie daarom een voorstel bij de Raad ingediend voor een besluit van de Raad betreffende het namens de EU op de WRC-15 in te nemen standpunt.

De Commissie is van mening dat de Raad artikel 218, lid 9, EU-Werkingsverdrag (VWEU) heeft geschonden door conclusies over de WRC-15 vast te stellen, en niet een besluit zoals door de Commissie was voorgesteld. Daarnaast verwijt zij de Raad ook dat hij geen rechtsgrondslag heeft vermeld.

Het EU-Hof stelt de Commissie in het gelijk. Het Hof geeft aan dat art. 218, lid 9, VWEU bepaalt dat de Raad op voorstel van de Commissie een besluit vaststelt. Door het besluit de vorm van conclusies te geven heeft de Raad dus gebruikgemaakt van een andere vorm dan die welke in art. 218, lid 9, VWEU wordt genoemd.

Het EU-Hof herinnert aan het beginsel van bevoegdheidsverdeling en het beginsel van het institutionele evenwicht. Lidstaten of instellingen mogen niet naar goedvinden afwijken van de regels betreffende de besluitvorming van de instellingen van de EU die zijn neergelegd in de EU-verdragen. Het EU-Hof accepteert het argument van de Raad niet dat de voorbereiding van het standpunt van de Unie op wereldradioconferenties door middel van conclusies een “vaste praktijk” is.

Daarnaast deelt het EU-Hof de visie van de Commissie dat de Raad ten onrechte niet heeft vermeld op welke grondslag hij de conclusies had vastgesteld. Het EU-Hof herinnert eraan dat de vermelding van de rechtsgrondslag vereist is in het licht van het beginsel van bevoegdheidstoedeling.

De afwijking van de in art. 218, lid 9, VWEU voorgeschreven rechtsvorm en het niet vermelden van de rechtsgrondslag schept volgens het Hof verwarring over de juridische aard en de strekking van de bestreden handeling en over de procedure die bij de vaststelling van die handeling moest worden gevolgd. Die verwarring kon de Unie verzwakken bij de verdediging van haar standpunt op de WRC-15. Het EU-Hof heeft de conclusies van de Raad daarom nietig verklaard.