Regeling emissierechten geen staatssteun

Contentverzamelaar

Regeling emissierechten geen staatssteun

De Nederlandse regeling voor de emissierechten van stikstofoxiden (NOx) is geen staatssteun, zo heeft het Gerecht van Eerste Aanleg geoordeeld. De Commissie had de regeling dit stempel gegeven. Het feit dat een bedrijf bij minderde uitstoot emissierechten mag verhandelen betekent niet dat de staat de uitstoter een verboden voordeel geeft. Doordat deze voordelen gelden voor alle grote installaties in Nederland kan de maatregel niet als staatssteun worden gekwalificeerd. Update: De Commissie heeft een hogere voorziening ingesteld bij het Hof van Justitie

Op grond van de NOx-regeling stelt de Nederlandse regering voor ieder uitstotend bedrijf vast welke hoeveelheid stikstofoxiden er maximaal mag worden uitgestoten. Indien het bedrijf door eigen inspanning goed presteert door onder dit maximum te komen mag het dit overschot als emissierecht verkopen.

Op aanmelding van de regeling door Nederland werd door de Commissie besloten dat het weliswaar om staatssteun ging, maar dat de er geen bezwaar bestond tegen deze vorm van staatssteun. Het gaat volgens de Commissie om staatsteun in de zin van artikel 87 EG, omdat de verhandelbare emissierechten ook door de regering verkocht of geveild hadden kunnen worden. Nederland was het hiermee niet eens en legde de zaak voor aan het Gerecht van eerste aanleg. Volgens Nederland voert de regeling een milieunorm in, en is daarmee juist belastend voor bedrijven. Er is in de ogen van Nederland slechts sprake van staatssteun als er een overdracht van staatsmiddelen plaatsvindt.

Het Gerecht oordeelt dat er inderdaad sprake is van een voordeel als bedrijven die aan de nieuwe norm worden onderworpen de emissierechten kunnen verhandelen. Nederland heeft hierdoor afstand gedaan van mogelijk staatsinkomen, aangezien deze rechten ook verkocht of geveild hadden kunnen worden.

Hiernaast stelt het Gerecht vast, dat alle grote industriële installaties met een capaciteit van meer dan 20 MWth onder de regeling vallen. De criteria voor de toepassing van de maatregel zijn objectief vastgesteld, en er is geen afwijking van een algemene regeling. Er is dus geen sprake van “selectiviteit” als vereiste voor de toepasselijkheid van artikel 87 EG. De Nederlandse wetgever heeft rechtvaardige keuzes gemaakt voor de toepassing op de betreffende groep bedrijven. Hierdoor kan de regeling niet worden aangemerkt in de zin van artikel 87 EG.

Update: De Commissie heeft een hogere voorziening ingesteld bij het Hof van Justitie naar aanleiding van het arrest van het Gerecht. Nederland zal opnieuw een procedure moeten voeren over dit onderwerp.