Reizigers luchtvaart kunnen immateriële schadevergoeding krijgen

Contentverzamelaar

Reizigers luchtvaart kunnen immateriële schadevergoeding krijgen

De EU-verordening inzake compensatie aan luchtreizigers staat niet in de weg aan een schadevergoeding wegens immateriële schade. Dat heeft het EU-Hof bepaald in een zaak van een groep reizigers van wie de vlucht van Parijs naar Spanje werd geannuleerd.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 13 oktober 2011 in de zaak Sousa Rodríguez e.a.(C-83/10).

De verordening inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (verordening 261/2004) bepaalt expliciet dat de reiziger ook “verdere compensatie” kan krijgen, naast de compensatie die de verordening biedt. Het EU-Hof werd gevraagd of dat ook immateriële schade kan zijn.

Het Hof vindt van wel. Het Hof heeft eerder geoordeeld dat onder het begrip schade zowel schade van materiële aard als schade van immateriële aard valt. Het begrip “verdere compensatie” kan echter niet worden gebruikt indien de vervoerder verzuimt de verplichtingen in de verordening (zoals bijstand en verzorging) na te komen. Die compensatie kan wel een andere grondslag hebben, bijvoorbeeld in het nationale recht of op grond van het Verdrag van Montreal.