Staatssteunbeslissingen: Commissie of Raad?

Contentverzamelaar

Staatssteunbeslissingen: Commissie of Raad?

Normaal moet een nationale staatssteunregeling worden goedgekeurd door de Commissie. Maar soms mag de Raad daarover een besluit nemen, als de Commissie nog niet tot een eindoordeel is gekomen. Dat geeft natuurlijk fricties met de Commissie. En soms komt het EU-Hof eraan te pas. Het EU-Hof heeft nu een nuttig overzicht gegeven van de bevoegdheidsverdeling tussen de Commissie en de Raad.

Het betreft het arrest van 8 december 2013 van het EU-Hof in de zaak C-111/10, Commissie tegen de Raad, over een Litouwse subsidieregeling voor de aankoop van landbouwgrond. Op dezelfde dag zijn vergelijkbare arresten gewezen over besluiten van de Raad ten gunste van Polen (zaak C-117/10), Letland (zaak C-118/10), en Hongarije (zaak C-121/10).

Litouwen had in 2005 tijdelijke staatsteun voor de aankoop van landbouwgrond bij de Commissie aangemeld, en deze had de staatssteun goedgekeurd. In 2006 bracht de Commissie richtsnoeren uit over staatssteun in de landbouwsector. In 2009 heeft Litouwen bij de Raad verzocht de Litouwse staatssteunregeling te verlengen tot 2014. De Raad stemde hiermee in op basis van artikel 108, lid 2 derde alinea, van het EU-Werkingsverdrag, stellende dat er sprake is van buitengewone omstandigheden in de landbouwsector in Litouwen en dat de Commissie nog geen standpunt over deze zaak had ingenomen.

De Commissie is het niet eens met dit besluit, en legt de kwestie voor aan het EU-Hof. De Raad zou niet bevoegd zijn geweest een besluit te nemen, nu de Commissie in bovengenoemde richtsnoeren al een definitief standpunt over deze zaak had geformuleerd.

Het Hof benadrukt dat een Raadsbesluit niet kan worden vastgesteld als de Commissie eerder al een besluit heeft genomen, omdat dit kan leiden tot tegenstrijdigheden.

De vraag is of de Commissie over deze landbouwsteun al definitief heeft beslist. De richtsnoeren over staatssteun in de landbouwsector hebben alleen betrekking op bestaande steunregelingen. De landbouwsteun van Litouwen wordt door het EU-Hof aangemerkt als een nieuwe steunregeling. Bovendien is deze regeling niet onlosmakelijk verbonden met de oude, omdat zich nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan.

Het Hof accepteert hier de financiële crisis van 2008 en 2009 als een grote verandering van de omstandigheden. Het betrof een "economische context die volledig verschilde van die welke de Commissie bij haar beoordeling in aanmerking had genomen". De Raad kon het verzoek van Litouwen dan ook in een apart onderzoek beoordelen. Daarnaast vormt slechts een klein deel van de richtsnoeren een definitief standpunt van de Commissie, namelijk de dienstige maatregelen die zijn aanvaard door de lidstaten. Voor het overige zijn het slechts indicatieve regels, niet bindend voor de lidstaten, noch voor de Raad.

Het beroep van de Commissie wordt verworpen.

Uit het arrest kan het volgende worden afgeleid.
1. De procedure van artikel 108, lid 2, derde en vierde alinea, VWEU ziet op een uitzonderlijk en bijzonder geval, zodat de bevoegdheid die bij deze bepaling aan de Raad is toegekend, overduidelijk een uitzondering is. Voor “normale gevallen” blijft de Commissie exclusief bevoegd.
2. Een lidstaat kan ervoor kiezen een steunregeling niet bij de Commissie aan te melden, maar bij de Raad. Hij kan ook na de aanmelding bij de Commissie alsnog aanmelden bij de Raad. Hij kan niet, na een definitieve beslissing van de Commissie, de steunregeling alsnog aanmelden bij de Raad.
3. Een lopend onderzoek bij de Commissie wordt geschorst.
4. De Raad moet binnen drie maanden beslissen. Als de Raad niet heeft kunnen besluiten, is de Commissie weer exclusief bevoegd.
5. De Raad mag niet meer besluiten als de Commissie eerder al een besluit heeft genomen over dezelfde steunregeling. Dat geldt ook voor een compensatieregeling voor terugbetalingen door de begunstigden van een eerdere verboden steunregeling, die immers onlosmakelijk is verbonden met de eerdere steunregeling.
6. Tussentijds door de Commissie vastgestelde richtsnoeren vormen niet automatisch een standpunt ten aanzien van de steunregeling in concreto.
7. Een steunregeling waarvoor eerder slechts tijdelijk door de Commissie goedkeuring is gegeven kan door de Raad worden verlengd, tenzij de verlenging onlosmakelijk is verbonden met de oorpronkelijke steunregeling. 
8. Een onlosmakelijk verband met de eerdere steunregeling kan niet worden aangenomen wanneer sprake is van nieuwe omstandigheden en een aanzienlijk tijdsverloop sinds het eerdere besluit van de Commissie. Er is dan sprake van een nieuwe steunregeling, waarover de Raad mag besluiten.