T-084/03, Turco, arrest van 23 november 2004

Contentverzamelaar

T-084/03, Turco, arrest van 23 november 2004

Signaleringsfiche Turco
Arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg van 23 november 2004, T-84/03, Maurizio Turco tegen de Raad van de Europese Unie.

Betrokken departementen
Alle ministers

Sleutelwoorden
Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - artikel 4, tweede lid - Toegang tot adviezen juridische dienst Raad

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Verzoeker heeft documenten bij de Raad opgevraagd. Hiertoe behoorde ook een advies van de juridische dienst van de Raad. De Raad heeft alleen de eerste alinea van het advies openbaar gemaakt (met aanduiding onderwerp advies) en de rest geweigerd met als argumentatie dat openbaarmaking de bescherming van de interne juridische adviezen aan de Raad kan ondermijnen, onder meer omdat openbaarmaking de onafhankelijke positie van de juridische dienst kan schaden. Nu geen hoger openbaar belang bij openbaarmaking is gebleken is volgens de Raad de uitzonderingsgrond van art. 4, tweede lid, Verordening (EG) 1049/2001 van toepassing.

Verzoeker stelt daar tegenover dat de uitzonderingsgronden strikt moeten worden uitgelegd en dat de uitleg van de Raad leidt tot het stelselmatig niet verstrekken van de juridische adviezen. Bovendien zou de uitzonderingsgrond slechts betrekking hebben op adviezen opgesteld rond gerechtelijke procedures en niet op adviezen in het kader van een wetgevingsprocedure, zoals in casu. Tevens heeft de Raad niet aangetoond dat openbaarmaking van het gevraagde advies de bescherming van juridische adviezen zou ondermijnen.

Het Gerecht stelt dat uit de tekst van artikel 4, tweede lid, niet blijkt dat de bepaling alleen betrekking zou hebben op een bepaald type juridische adviezen. Bovendien is het Gerecht van mening dat openbaarmaking van het advies er toe zou kunnen leiden dat twijfel ontstaat over de rechtmatigheid van de betrokken wetgevingshandeling. Ook acht het Gerecht de onafhankelijkheid van de adviezen van de juridische dienst van de Raad een beschermenswaardig belang. Voorts is het aan de verzoeker om aan te geven welk hoger belang tot openbaarmaking zou nopen en niet aan de Raad om aan te tonen dat er geen hoger belang is.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
De uitspraak maakt duidelijk dat alle adviezen van de juridische dienst van de Raad (en aangenomen mag worden dat dat ook geldt voor de juridische diensten van de Commissie en het Parlement) in beginsel onder de uitzonderingsgrond van art. 4, tweede lid, Verordening vallen. Dit houdt in dat een Nederlands bestuursorgaan dat wellicht ook de beschikking heeft over een dergelijk advies, dit niet op grond van een Wob-verzoek mag verstrekken. Dit ten gevolge van art. 5 Verordening juncto artikel 10, tweede lid, onder a, van de Wob.

Voorstel voor behandeling
Het fiche wordt ter informatie aan alle ministers toegezonden.
Van de uitspraak is melding gemaakt in het Wob-contactfunctionarissenoverleg.
Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.