T-134/25 D

Contentverzamelaar

T-134/25 D

Prejudiciële hofzaak    

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     8 april 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     25 mei 2025

Trefwoorden: luchtvaart, compensatie luchtpassagiers, buitengewone omstandigheden

Onderwerp: Verordening (EG) nr. 261/2004 (inzake compensatie voor luchtreizigers): art. 5(3).
 
De Poolse rechter vraagt het Hof om uitleg over het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ in de zin van artikel 5, lid 3 van verordening 261/2004. Hierbij vraagt hij naar de aard van besluiten van het luchtverkeersbeheer en in welke omstandigheden dergelijke besluiten kunnen worden beschouwd als buitengewone omstandigheden.

Prejudiciële vragen: 
1) Moet artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 aldus worden opgevat dat elk besluit van het luchtverkeersbeheer, ongeacht de duur ervan en zelfs wanneer het op zichzelf beschouwd niet leidt tot een vertraging van drie uur of meer, een buitengewone omstandigheid vormt? 

2) Indien niet elk besluit van het luchtverkeersbeheer een buitengewone omstandigheid vormt: dient de nationale rechter te onderzoeken waarop het besluit was gegrond, bijvoorbeeld slechte weersomstandigheden die hebben geleid tot een beperking van de sectorcapaciteit op de betreffende vliegroute, en mag hij in dat geval beoordelen of het een buitengewone omstandigheid betreft? 

3) Wanneer de vlucht van een passagier meer dan drie uur wordt vertraagd, mede wanneer die vertraging het gevolg is van een besluit van het luchtverkeersbeheer dat is vastgesteld voor de vlucht die onmiddellijk aan de vlucht van die passagier voorafging omdat de sectorcapaciteit op de betreffende vliegroute wegens slechte weersomstandigheden beperkt was, vormt dat besluit tot beheer van het luchtverkeer dan een buitengewone omstandigheid? 

4) Dient het besluit van het luchtverkeersbeheer in een dergelijke situatie rechtstreeks betrekking te hebben op de vertraagde vlucht of mag het ook betrekking hebben op een eerdere vlucht in de rotatie?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-402/07 en C-432/07 ; C-315/15; C-74/19 Transportes Aéros Portugueses.

Specifiek beleidsterrein: IenW