T-194/25 Scrap-Transporteur
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 29 april 2025 Schriftelijke opmerkingen: 15 juni 2025
Trefwoorden: belastingfraude, definiëren product, tabak en rookwaren, accijnsheffing
Onderwerp: Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikanten: overwegingen 2 en 8, artikelen 2 tot en met 5. In deze zaak zijn er tabaksresten van verzoekende partij ingenomen door de belastingdienst. Het is de vraag of deze tabaksresten, die met minimale thuisverwerking tot een rookbaar product kunnen worden omgevormd, als ‘rooktabak’ moeten worden aangemerkt (voor accijnsheffing op grond van richtlijn 2011/64), of als ‘ruwe tabak’ (waarvoor geen accijnsheffing is). Hierbij wordt er om uitleg gevraagd over de beoordeling van de criteria ‘geschikt om te worden gerookt’ en ‘zonder verdere industriële verwerking’.
Prejudiciële vragen: 1. Moet het begrip „tabak die geschikt is om [...] te worden gerookt” in artikel 5, lid 1, onder a), van richtlijn 2011/64/EU aldus worden uitgelegd dat van een dergelijke geschiktheid alleen sprake is bij producten die volgens de verkeersopvatting worden gerookt? 2. Moet het begrip „zonder verdere industriële verwerking” in artikel 5, lid 1, onder a), van richtlijn 2011/64/EU aldus worden uitgelegd dat het ook betrekking heeft op ingewikkeldere methoden die consumenten evenwel thuis kunnen toepassen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-336/22 f6 Cigarettenfabrik; C-55/21 IMPERIAL TOBACCO BULGARIA; C-674/19 Skonis ir kvapas; C-638/15 Eko-Tabak; C-197/04 Commissie/Duitsland.
Specifiek beleidsterrein: FIN; LVVN