T-575/24 Digipolis
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 17 december 2024 Schriftelijke opmerkingen: 3 februari 2025
Trefwoorden: btw-vrijstellingen
Onderwerp: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikelen 2, 9 en 13.
Feiten: De zaak ziet op een publieke rechtspersoon onder de vorm van een opdrachthoudende vereniging genaamd ‘Digipolis’. Digipolis werd in 2003 opgericht door de stad Gent, OCMW Gent, Stad Antwerpen en OCMW Antwerpen. Gent en Antwerpen kregen aandelen, de OCMW’s kregen dat niet. Digipolis verrichtte ICT-diensten en gerelateerde leveringen van computermateriaal aan leden en niet-leden. In 2017 vond er een belastingcontrole plaats. De Belgische staat stelt dat de vergoedingen en bijdragen die aangerekend werden aan de leden van Digipolis, die niet werden beoogd door artikel 6 van het nationale btw-wetboek, onderworpen dienden te worden aan btw. Er werd een btw-boete opgelegd, waartegen Digipolis beroep heeft ingesteld bij de rechter.
Overweging: De deelnemers die bij de toetreding van de opdrachthoudende vereniging de beheersoverdracht gedaan hebben beroepen zich op de diensten van de opdrachthoudende vereniging, waardoor zij vrijgesteld zijn van btw. De betwisting tussen partijen gaat over de vraag of de diensten verricht door Digipolis aan haar leden, anders dan steden/gemeenten en OCMW’s, onderworpen zijn aan btw. De verwijzende rechter wil uitleg van artikel 13 van richtlijn 2006/112, op grond waarvan de staat en gemeenten niet als belastingplichten zijn aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten. De verwijzende rechter vraagt zich af of er een onderscheid gemaakt moet worden tussen deelnemers in de opdrachthoudende vereniging in de zin van artikel 13 en deelnemers in de zin van artikelen 9 en 132 van de richtlijn.
Prejudiciële vraag: Worden artikel 2, 9 en 13 van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en het neutraliteitsbeginsel geschonden indien deze bepaling zo worden uitgelegd dat door toetreding tot een opdrachthoudende vereniging, de deelnemers die beheersoverdracht gedaan hebben, geen btw verschuldigd zijn wanneer ze beroep doen op de diensten van de opdrachthoudende vereniging, aangezien deze in het kader van de beheersoverdracht wordt geacht op te treden in plaats van haar leden waardoor prestaties door de opdrachthoudende vereniging aan de deelnemers geacht worden prestaties aan zichzelf te zijn en er aldus geen sprake is van deelname aan het economisch verkeer/belastbare handelingen? Dient er in het licht van deze bepalingen terzake een onderscheid gemaakt te worden tussen deelnemers in de opdrachthoudende vereniging in de zin van artikel 13 van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en deelnemers in de zin van artikel 9 en 132 van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal