Toch geen vrijgave van brief EU-inbreukprocedure na openbaarmaking op internet

Contentverzamelaar

Toch geen vrijgave van brief EU-inbreukprocedure na openbaarmaking op internet

Stukken in een lopende inbreukprocedure van de Commissie tegen Nederland blijven vertrouwelijk, ook wanneer deze stukken ten onrechte op een overheidswebsite zijn gezet. Openbaarmaking moet achterwege blijven, zowel op grond van de Nederlandse Wob als de Eurowob. Dat heeft de Rechtbank Den Haag bepaald.

Op 31 juli 2013 heeft de Rechtbank Den Haag zich uitgesproken over de weigering van de Staatssecretaris van Economische Zaken om een brief van de Europese Commissie inhoudende een ‘met redenen omkleed advies’ openbaar te maken. Dat is een formele brief waarin de Commissie een lidstaat in gebreke stelt voor de niet-naleving van de EU-verdragen. Uitgangspunt is dat stukken uit lopende infractieprocedures strikt vertrouwelijk zijn teneinde de Commissie en lidstaat maximaal de ruimte te geven om tot een oplossing te komen. De Commissie heeft haar toestemming voor openbaarmaking van de brief nadrukkelijk geweigerd. De brief is abusievelijk gedurende korte tijd op de website van de Rijksoverheid geplaatst. Dit kan niet als openbaarmaking worden gezien. De plaatsing brengt ook geen recht op openbaarmaking met zich mee. Uitgangspunt is dat de brief kennelijk zonder toestemming in het bezit van derden is gekomen.

Een poldereigenaar heeft op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van de brief. De Staatssecretaris van EZ heeft het verzoek afgewezen op grond van de Wob. Daarbij heeft de Staatssecretaris overwogen dat de Commissie het verzoek om openbaarmaking van hetzelfde stuk heeft afgewezen op grond van de Eurowob.

De poldereigenaar heeft onder andere aangevoerd dat de brief al openbaar is gemaakt. De weigering van de Commissie kan openbaarmaking daarom niet meer beletten. Bovendien is er al sprake is van een publieke discussie over ontpoldering van zijn polder. De discussie tussen de Commissie en Nederland wordt door openbaarmaking van de brief niet verder belemmerd.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Wob wel van toepassing is in deze zaak. Gelet op het uitgangspunt van strikte vertrouwelijkheid, de uitdrukkelijke weigering van de Commissie om de brief te verstrekken en het abusievelijke karakter van de plaatsing op de website, kon de Staatssecretaris in redelijkheid openbaarmaking weigeren. Een foutieve plaatsing is geen reden om toetsing aan de Wob te omzeilen. De infractieprocedure loopt nog. Het besluit van het kabinet tot ontpoldering doet daar niets aan af. Het besluit van de Staatssecretaris is door de Rechtbank in stand gehouden.

Lees hier de uitspraak.