Vergunning nodig voor ’Frankenstein’-honing

Contentverzamelaar

Vergunning nodig voor ’Frankenstein’-honing

Honing die afkomstig is van bijen die gehouden worden in de buurt van een veld met genetisch gemodificeerde maïs is een levensmiddel waarvoor een vergunning is vereist voordat deze honing in de handel wordt gebracht. Dat is de mening van Advocaat-Generaal Yves Bot in een zaak van een groep Duitse imkers die een schadevergoeding eisen van hun lokale overheid omdat in hun buurt teelt van genetisch gemodificeerde gewassen wordt toegestaan.

A-G Bot adviseert het EU-Hof over vragen van het Bayerische Verwaltungsgerichtshof in de zaak C-442/09 (Bablok e.a.).

Het gaat er met name om in hoeverre de honing die deze imkers produceren onder het toepassingsbereik valt van de GGO-richtlijn van de EU (2001/18). Als dat namelijk zo is, dan dient het product aan voorwaarden te voldoen die bedoeld zijn om mens en milieu te beschermen. Een van die voorwaarden is dat een vergunning verleend moet worden voordat het product in de handel mag worden gebracht in de EU.

Volgens Bot is het stuifmeel van de maïsplanten van het proefveld zelf geen GGO. Belangrijkste reden hiervoor is dat het stuifmeel door uitdroging zeer snel zijn vermogen tot bevruchting verliest en een levenloos materiaal wordt. Het enkele feit dat het stuifmeel genetisch materiaal bevat is wat hem betreft niet voldoende om het te kwalificeren als ‘organisme’.

Maar, de honing wordt in zijn ogen wel ‘geproduceerd met GGO’s. Het stuifmeel is een wezenlijk bestanddeel van de honing en kan volgens Bot bovendien gekwalificeerd worden als ‘ingrediënt’ van de honing. Dit heeft tot gevolg heeft dat voor die honing een vergunning voor het in de handel brengen is vereist. Dat voor de mais een vergunning is afgegeven doet hieraan niet af.