Veroordeling EG-Hof Nederlandse Vreemdelingencirculaire mosterd na maaltijd

Contentverzamelaar

Veroordeling EG-Hof Nederlandse Vreemdelingencirculaire mosterd na maaltijd

Nederland heeft in strijd met Europese richtlijnen geëist dat niet-werkende en gepensioneerde EU-onderdanen moesten aantonen dat ze voldoende bestaansmiddelen hadden om één jaar in Nederland te verblijven. Dat heeft het EG-Hof bepaald. Echter, de wetgeving was al aangepast voordat het Hof zich over deze zaak boog.

De eis was opgenomen in de Vreemdelingencirculaire en hield in dat economisch niet-actieve en gepensioneerde EU-onderdanen moeten aantonen dat ze voldoende bestaansmiddelen hebben om één jaar in Nederland te kunnen verblijven. De Commissie is van mening dat deze referentieperiode van één jaar de ruimte te buiten gaat die de lidstaten geboden wordt in de richtlijnen 90/364 betreffende het verblijfsrecht en 90/ 365 betreffende het verblijfsrecht van werknemers en zelfstandigen die hun beroepswerkzaamheid hebben beëindigd.

Nederland heeft het bestaan van de inbreuk niet betwist, maar heeft gewezen op het feit dat de eis van één jaar inmiddels is afgeschaft door het Vreemdelingenbesluit van 24 april 2006. Aangezien dit besluit van hogere orde is dan de circulaire, was de eis komen te vervallen. Echter, een inbreuk op het gemeenschapsrecht moet altijd beoordeeld worden aan de hand van de situatie aan het eind van de termijn die door de Commissie was gesteld in het zgn. met redenen omkleed advies. Op dat moment was het Vreemdelingenbesluit nog niet van kracht.

Het Hof onderkent het rechtvaardige belang dat de lidstaten hebben dat het verblijfsrecht van betrokkenen geen onevenredige last voor de openbare middelen opleveren. De eis dat de bestaanmiddelen voor een verblijf van één jaar moeten worden aangetoond is hiervoor echter onevenredig zwaar. Nederland is daarom de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens de richtlijnen 68/360/EEG, 90/364/EEG en 90/365/EEG.