Versterkt mandaat voor het EU-Grondrechtenbureau

Contentverzamelaar

Versterkt mandaat voor het EU-Grondrechtenbureau

De nieuwe EU-wetgeving voorziet onder meer in een uitbreiding van de bevoegdheid van het Bureau. Het Bureau is voortaan ook bevoegd op het terrein van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Daarnaast wordt bij de afbakening van het werkterrein van het Bureau niet langer gewerkt met meerjarige thematische kaders, maar alleen nog met een jaarlijkse programmering.

Achtergrond

Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (hierna: het Bureau) is bij verordening 168/2007 opgericht om de instellingen, organen en instanties van de EU en de lidstaten met betrekking tot de grondrechten bijstand en expertise te bieden.

Om de vijf jaar geeft het Bureau opdracht tot een externe evaluatie van zijn resultaten (overeenkomstig artikel 30, leden 3 en 4 van verordening 168/2007). De tweede externe evaluatie vond plaats in 2017. De diensten van de Commissie hebben de aanbevelingen geanalyseerd die de externe beoordelaar en de raad van het bestuur van het Bureau aan de Commissie hebben gedaan (zie dit werkdocument uit 2019).

In het licht van de bevindingen van de externe evaluatie uit 2017 en de analyse van de diensten van de Europese Commissie heeft de Commissie in juni 2020 een wetgevingsvoorstel ingediend om wijzigingen aan te brengen in verordening 168/2007. Dit wetgevingsvoorstel heeft uiteindelijk geleid tot verordening 2022/555, op basis waarvan verordening 168/2007 wordt aangepast.

Belangrijkste wijzigingen

Bevoegdheden

In de eerste plaats wordt de bevoegdheid van het Bureau uitgebreid. Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken vallen voortaan ook onder de bevoegdheid van het Bureau. Met die toevoeging wordt het mandaat van het Bureau afgestemd op het Verdrag van Lissabon (2007). Het Bureau blijft echter onbevoegd op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid van de EU.

Werkterrein

Het werkterrein van het Bureau zal voortaan enkel op het programmeringsdocument van het Bureau worden gebaseerd. De huidige benadering waarbij parallel om de vijf jaar een breed thematisch meerjarig kader wordt opgezet, wordt stopgezet. Die benadering is overbodig geworden door het programmeringsdocument dat het Bureau sinds 2017 ieder jaar heeft vastgesteld om te voldoen aan gedelegeerde verordening 1271/2013 (opgevolgd door gedelegeerde verordening 2019/715).

Op basis van de beleidsagenda van de EU en de behoeften van de belanghebbenden wordt in het jaarlijkse programmeringsdocument duidelijk aangegeven aan welke gebieden en aan welke specifieke projecten het Bureau zich moet wijden. Dit moet het Bureau in staat stellen zijn werkzaamheden en thematische focus te plannen en jaarlijks aan nieuwe prioriteiten aan te passen.

Overige wijzigingen

Verder zijn een aantal bepalingen gewijzigd om te zorgen voor een beter beheer en functioneren van de raad van bestuur van het Bureau. Daarnaast zijn bepalingen gewijzigd om ervoor te zorgen dat het Bureau wordt bestuurd en beheer overeenkomstig de beginselen van de gemeenschappelijke aanpak die wordt beschreven in de bijlage bij de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie over gedecentraliseerde agentschappen (2012).

Meer informatie: