Vicepresident EU-Hof: geen spoedeisend belang Milaan voor opschorting EMA-besluit
Nieuwsbericht | 03-07-2018
Dit is de uitkomst in het kort geding (zaak C-182/18 R) dat Milaan had aangespannen tegelijk met het beroep tegen het besluit van de lidstaten van 20 november 2017 om het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) van Londen naar Amsterdam te verplaatsen.
En marge van de Raad Algemene Zaken van 20 november 2017 is door de 27 lidstaten besloten dat EMA in Amsterdam gevestigd zal worden. Dit is het gevolg van Brexit. De stad Milaan en Italie zijn bij het EU-Hof een procedure tegen de Raad ter vernietiging van dit besluit begonnen. Milaan heeft naast haar bodemzaak ook dit verzoek tot voorlopige voorzieningen ('kortgeding') ingediend. Hierin vordert Milaan de onverwijlde stopzetting van de uitvoering van het besluit. Op 16 mei vond de hoorzitting in het kortgeding plaats.
In de beschikking benadrukt de vicepresident dat volgens vaste rechtspraak een verzoek om voorlopige voorziening slechts kan worden toegwezen indien vaststaat dat die toewijzing zowel feitelijk als rechtens op het eerste gezicht gerechtvaardigd is (fumus boni juris). Ook moet er urgentie zijn in die zin dat alleen met de opschorting wordt voorkomen dat onherstelbare schade wordt toegebracht aan de belangen van verzoekster. Vervolgens moeten alle betrokken belangen worden afgewogen. Deze voorwaarden zijn cumulatief. De verzoekende partij moet bovendien de vermeende schade aantonen.
De vicepresident stelt vast dat de vermeende schade die Milaan benoemt echter niet haar treft maar derden. Milaan heeft bovendien geen bewijs aangedragen dat aantoont dat zij direct in haar belangen wordt geschaad door het besluit. Zelfs indien dat wel het geval was, zou de opschorting van het besluit om EMA naar Amsterdam te verplaatsen geen gevolgen hebben voor de juridische positie van Milaan. Opschorting zal niet automatisch de zetel aan Milaan toewijzen. Pas indien het besluit in de bodemprocedure eventueel wordt vernietigd zal een nieuwe selectieprocedure worden gevolgd.
De vicepresident wijst ook de stelling van Milaan af dat Nederland en daarmee Amsterdam profiteert van de situatie indien het kortgeding wordt afgewezen maar het besluit in de bodemprocedure zou worden vernietigd. Hij geeft aan dat dit voordeel voor alle lidstaten geldt.
Het verzoek van Milaan wordt afgewezen. Er is geen beroep mogelijk tegen deze beschikking. Op dit moment lopen de beroepszaken van Italie (C-59/18) en de bodemzaak van Milaan (C-182/18) nog bij het EU-Hof.
De link naar de beschikking wordt toegevoegd zodra deze op de site van het EU-Hof is gepubliceerd.
Meer info:
Naar boven